Weg van Shankara
– Michiel Mast
Weg van Shankara
– Michiel Mast
verschenen in InZicht nr 4. 2022 – Leestijd is ca. 11 minuten
Het gevoel van thuiskomen verdiepte zich na een aantal jaren met het lezen van de Viveka Chudamani en de commentaren daarop, toen nog in concept, van de hand van Philip Renard. Vooral toen ik de zin ‘Er is iets dat constant ìs’ (in vers 127) las, voelde ik me tot tranen toe geraakt. Het gemis dat ik mijn hele leven had gevoeld, het verlangen naar vaste grond onder mijn voeten, een ‘huis op de rotsen’, kwam in die paar woorden tot rust.
Een paar jaar geleden kreeg ik voor het eerst de Viveka Chudamani onder ogen. Deze oorspronkelijke tekst uit de achtste eeuw na Christus, die wordt toegeschreven aan de advaita-leraar Shankara, bleek er een vol tijdloze wijsheid. Iedere zin nodigt uit om stil te staan en de tijd te nemen voor contemplatie. Die vertraging was in eerste instantie echter niet aan mij besteed; nadat ik eenmaal was begonnen met lezen kon ik letterlijk niet meer stoppen. Wat raakte me zo in deze tekst en hoe wees het mij de weg? Een verslag van een zoeker.
“Er is iets dat constant is, een op Zichzelf staand beginsel dat als ‘Ik-Ik’ de basis vormt voor het gebruikelijke gevoel ‘ik’.” (vers 127)
Om met dat laatste maar te beginnen: dit verslag kwam er niet zonder slag of stoot. Nadat ik gevraagd was om een artikel te schrijven over de manier waarop de Viveka Chudamani mijn hart veroverde, sloeg de twijfel toe. Ben ik wel de juiste persoon om hierover te schrijven? Ja, ik ben oprecht in mijn zelfonderzoek, maar ik beschouw mezelf niet als gerealiseerd. Bij al die andere auteurs die publiceren in InZicht heb ik toch de indruk dat ze in veel mindere mate de spiegeling van de zon in het water verwarren met de zon zelf, om maar eens een vergelijking van Shankara te gebruiken. Voegt mijn verslag dan wel iets toe? Nadat ik deze twijfels kon laten voor wat ze zijn ontstond het verslag vanzelf. Ik bied het je hierbij aan.
Toen ik drie weken oud was ben ik gedoopt in de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt (‘Onderhoudende artikel 31 van de Kerkorde’) en tot mijn 28e ben ik lid van deze kerk gebleven. Daardoor ben ik van jongs af aan vertrouwd geraakt met de Bijbel, en ook met interpretaties die de christelijke traditie er door de eeuwen heen aan is gaan geven. Vanaf mijn puberteit was ik een actief kerklid, met een diepe (en onuitgesproken) wens om God zelf daadwerkelijk te ervaren. Ondanks dat verlangen bleef dat echter voornamelijk bij mentaal begrijpen en conformeren aan de gereformeerde mores. Dat veranderde toen ik op mijn 27e daadwerkelijk een goddelijke ervaring had. Mijn hart opende zich en ik leefde maandenlang in het Licht. Ik begreep zelf niet goed wat er gebeurde, en de mensen om mij heen begrepen het al helemaal niet. Uiteindelijk resulteerde dit niet in de gezochte verdieping van mijn geloof, maar in een diepe crisis. In een jaar tijd raakte ik mijn geloof, mijn huwelijk, mijn vriendschappen, mijn lidmaatschap van de kerk en het contact met mijn ouders kwijt. De ervaring van Licht maakte plaats voor een ervaring van duisternis. Ik was de grond onder mijn voeten kwijtgeraakt en belandde in een langdurige depressie.
Een periode van intensief zoeken brak aan, waarin ik in allerhande spirituele tradities een nieuw thuis zocht, zonder dat te vinden. Uiteindelijk ontdekte ik de evolutionaire psychologie en de wetenschapsfilosofie en stortte me daar vol op. Ik begon mezelf te beschouwen als een atheïst en voelde me bevrijd van het idee dat er een God is die alles op afstand bestuurt en dat er na dit leven een hel zou kunnen zijn. Ik raakte ervan overtuigd dat de wetenschap uiteindelijk antwoord zou kunnen geven op mijn levensvragen: Wie ben ik? Waarom ben ik hier? Waartoe ben ik hier? Dat gebeurde natuurlijk niet. In 2014 had ik echter opnieuw een ervaring van Licht, ditmaal via een ontmoeting met het kunstwerk ‘L’ Escargot’ van Henri Matisse. Een woordeloze stem zei me: “Je kijkt naar buiten maar daar vind je het niet. Kijk naar binnen.” Het was geen begin van een nieuwe crisis, maar wel van een nieuwe fase in mijn leven. Kort daarna stuitte ik op de advaita vedanta en dat voelde onmiddellijk als thuis.
Het gevoel van thuiskomen verdiepte zich na een aantal jaren met het lezen van de Viveka Chudamani en de commentaren daarop, toen nog in concept, van de hand van Philip Renard. Vooral toen ik de zin ‘Er is iets dat constant ìs’ (in vers 127) las, voelde ik me tot tranen toe geraakt. Het gemis dat ik mijn hele leven had gevoeld, het verlangen naar vaste grond onder mijn voeten, een ‘huis op de rotsen’, kwam in die paar woorden tot rust.
Ik zag ook het tekortschieten van de taal, want ‘dat wat constant ìs’ is niet ‘iets’. En datgene waarnaar wordt verwezen bestaat buiten tijd en ruimte, dus ook het woord ‘constant’ kan misleidend zijn. Maar de tekst kwam binnen, ik kon niet meer stoppen met lezen. Ik was (en ben) verrukt over deze tekst. Hij voelt als een warm bad en een koele beek tegelijkertijd. Hij nodigt uit om stil te staan en om in beweging te komen. Hij moedigt aan om uitsluitend nog stil te staan bij datgene wat aan alle verschil voorafgaat en dat leidend te laten zijn. Dit ‘ware onderscheid’ is met recht een kroonjuweel. Het spreekt tot mijn hart.
“Ik zal in het huis des Heren verblijven, tot in lengte van dagen”
Mijn grootste worsteling was, en is vaak nog steeds, het idee van de menselijke keuze. Het lijkt toch zo werkelijk dat ik als afgescheiden individu besta, dat ik keuzes kan maken en zo invloed heb op mijn levenspad. Het is dan zo verleidelijk om te denken dat ik aan mezelf kan werken en zo vrij kan worden.
De Viveka Chudamani laat op een indringende manier zien dat alleen het ware onderscheid bevrijding schenkt. Het Verschilloze gaat aan alles vooraf. Elk verschil, en de hele ‘wereld van verschil’, komt voort uit het Verschilloze. Onszelf identificeren met iets anders dan het Verschilloze is “als een rivier oversteken op de rug van een krokodil en denken dat het een boomstronk is”, zo schrijft Shankara in vers 86. Dit is waarschijnlijk een diep doorleefde vergelijking, want volgens de overlevering gaf Shankara gehoor aan zijn roeping als goeroe nadat hij ternauwernood een aanval van een krokodil had overleefd.
“Wat maakt dit alles zo werkelijk?” en “Wat schenkt licht aan mijn ervaring?” Die vragen stelt Philip Renard vaak in zijn onderricht en zijn uitleg van non-dualistische teksten van onder andere Shankara. Dit is mij gaan leiden op de weg van het Verschilloze. Daar ben ik diep dankbaar voor.
Hoezeer de teksten van Shankara ook tot mijn hart spreken, ik merkte keer op keer dat ik niet in die taal kan antwoorden. Ik kan mijn eigen inzichten zelf niet goed op die manier onder woorden brengen. Het was uiteindelijk toch zeer tot mijn verrassing dat juist de ‘tale Kanaäns’ de taal van mijn hart bleek te zijn. Ik had ruim 24 jaar geleden afscheid genomen van die teksten uit de Bijbel zoals ik die van kinds af aan had geleerd, maar begon nu de mystieke betekenis ervan te ervaren. “De Heer is mijn Herder”, hoorde ik mezelf op een gegeven moment zeggen en ik voelde wat Shankara bedoelt als hij spreekt over het Verschilloze dat ten grondslag ligt aan elk levenspad. Een nieuwe ontroering maakte zich van mij meester. ‘Als je de Boeddha tegenkomt, doodt de Boeddha’, luidt een oude boeddhistische wijsheid en ik begreep de boodschap. Pas toen ik mezelf toestond om me los te maken van Shankara kon ik het toelaten in mijn hart: het Verschilloze is datgene wat aan alles voorafgaat. Ik noem het, inmiddels weer, God. Op een wonderbaarlijke en ongedachte manier beweegt de cirkel richting een ronding.
Achteraf besefte ik dat mijn eerste ervaring van het Licht samenviel met het lezen van het boekje ‘Het bezoek’ van Adrian Plass, waarin de auteur vertelt hoe Jezus hem thuis bezoekt. Mijn tweede ervaring van het Licht ontstond na het zien van het abstracte kunstwerk dat geïnspireerd is op een slak die zijn huis altijd met zich meedraagt. “Uitgeknipt in puur licht”, aldus Henri Matisse zelf. Allebei gaan ze op een verschillende manier over ‘thuiskomen’. Voor het besef zelf doet het er niet toe, maar ik vond het te mooi om niet te noemen. We zoeken de schat in de wereld, maar hij ligt onder ons huis begraven. De teksten van Shankara hebben mijn hart geopend en me de weg naar huis gewezen. Zo kon ik ontdekken dat ik, net als de verloren zoon uit een ander bijbelverhaal, altijd thuis welkom ben en in feite nooit werkelijk weg van huis ben geweest. Ik vervolg mijn eigen weg en antwoord Shankara in de taal die mij geschonken is via de bijbelse Psalm 23: “Ik zal in het huis des Heren verblijven, tot in lengte van dagen.”
Michiel Mast
In de wereld van verschil is Michiel Mast (52) een gelukkige vader van drie kinderen, directeur van een coachbedrijf en woonachtig in Rotterdam.