Trots, ijdelheid, zelfbewustzijn, eigendunk, arrogantie, zelfvoldaanheid: obstakels voor Zijn
Mieke Berger
Het is o zo heerlijk om te horen dat we ergens goed in zijn, dat we iets geweldigs hebben gedaan. Als we daar intrappen, dan is de prijs dat we ons ‘ik’ voeden, dat ‘ik’ dat zorgt voor onze voor- en afkeuren, dat ‘ik’ dat speelbal is van plezier maar vooral ook van pijn. Hoe trotser, hoe meer je te verliezen hebt. Hoogmoed komt voor de val. Hoogmoed zorgt ervoor dat we willens en wetens tegen alle verdrukking in ons ego moeten redden. Dat kost energie en uiteindelijk is het een verloren strijd en de oorzaak van groot leed.
Trots is het modewoord waar je niet om heen kunt. Of het nu de dagbladen zijn of de televisie, voortdurend is er wel iemand ‘trots.’ Wat houdt dat gevoel dan in?
In elk geval is het gekoppeld aan een individu of groep van individuen. Bij een individu is het nog wel te begrijpen dat de persoon trots is als er een grote prestatie geleverd wordt. Hij doet iets dat een ander niet of niet zo goed kan. Als de trots een groep betreft, wordt het wel een beetje raar. Het Nederlands voetbalelftal wint of haalt de finale en heel Nederland staat op zijn kop. We zijn collectief trots op een prestatie waar we part noch deel aan hebben. Trots is een heftige emotie, die er alleen kan zijn doordat we ons in dit geval identificeren met het collectief. Als identificatie ontbreekt, is er geen ruimte voor trots. Ik kan me niet identificeren met en dus niet trots zijn op een Aboriginal die ik niet ken, hoe bijzonder zijn prestatie ook mag zijn. Ik kan alleen trots zijn op mijn eigen acties of op de acties van mijn directe kring: ouders, kinderen, vrienden, het bedrijf waar ik werk, land waarin ik leef, enz. Voor trots is dus altijd een ‘ik’ nodig dat een bijzondere daad stelt en daar het eigendom van opeist. Het draait om het ‘ik’. We kunnen ook vinden dat ijdelheid, trots en arrogantie eigenschappen zijn van een zelfbewust persoon.
Mieke Berger
Zelfbewust? Bewust van zelf? Wie of wat is dat zelf?
Oppervlakkig gezien is dat zelf niet meer dan een gedachte dat we een individu zijn met bijzondere kwaliteiten. Dat wordt ons al van kinds af aan aangepraat door ouders en omgeving: wat knap, je kan al lopen voor je eerste levensjaar, wat kun jij een mooie tekening maken, wat ben jij al een grote meid, wat ben je goed in sport, wat knap dat je je vwo-diploma hebt behaald. Ouders hebben nogal eens de neiging uitgebreid de kwaliteiten van hun kinderen uit te meten. Mijn zoon/dochter heeft wel twee masterstudies voltooid, is de jongste chirurg van Nederland, is een unieke schrijver, heeft een buitengewoon talent voor vioolspelen. Daarmee claimen de ouders de prestaties van hun kinderen en kleinkinderen voor zichzelf op, alsof zij het zijn die ze geleverd hebben.
Zie hoe raar: als we de schuld van iets krijgen, draaien we net zolang tot het niet onze verantwoordelijkheid is. En als er sprake is van een prestatie van formaat, draaien we net zolang tot het onze eigen verworvenheid wordt. Succes heeft vele vaderen.
Als we onderzoeken wat dat trotse zelf is, dan zien we dat het niet meer dan een gedachte is dat we een individu, een ‘ik’ zijn. Meestal bedoelen we met dat ‘ik’ ons lichaam, met zijn fysieke en geestelijke kwaliteiten waaraan we een naam toekennen. Vaststaat dat we noch ons lichaam, noch onze naam, noch onze gedachten kunnen zijn. We nemen dat alles waar, we zijn daar de kenner van. De kenner die we niet kunnen kennen en waaraan al die ikjes verschijnen. Er is echter maar één enkele, ondeelbare kenner.
Het ego is de onterechte gedachte dat we een individu zijn, een ‘object’ dat die onverdeelde eenheid opsplitst en dat onderscheid maakt. Ramesh S. Balsekar zou het de pseudo-entiteit noemen. Het lijkt echt maar is niet meer dan een verkeerde aanname, een schijnvertoning en niet echt bestaand. Zolang we ons identificeren met ons lichaam, onze daden, onze naam, achtergrond, familie, land etc., kan er geen vrijheid bestaan. Vrijheid ontstaat als de ik-gedachte is opgelost en dat kan alleen als ik inzie wat ik ten diepste ben, in plaats van te denken dat ‘ik’ iets ben. Hoogste wijsheid is weten dat ‘ik’ juist niet iets ben.
Wolter Keers heeft het zo verwoord: “De prijs voor vrijheid is het totale faillissement van het schijn-ik, de volledige bereidheid tot een totaal gezichtsverlies. Dat zal iedereen op zijn eigen manier moeten ondergaan. Wie door de enge poort wil, moet naakt zijn, anders kan hij er niet door. Naakt zijn wil zeggen dat men geen enkel standpunt meer inneemt.”
Het venijnige zit hem erin dat het o zo aantrekkelijk is om complimenten te krijgen. We vinden het heerlijk om te horen dat we ergens goed in zijn, dat we iets geweldigs hebben gedaan. Als we daar intrappen, dan is de prijs dat we ons ‘ik’ voeden, dat ‘ik’ dat zorgt voor onze voor- en afkeuren, dat ‘ik’ dat speelbal is van plezier maar vooral ook van pijn. Hoe trotser, hoe meer je te verliezen hebt. Hoogmoed komt voor de val. Hoogmoed zorgt ervoor dat we willens en wetens tegen alle verdrukking in ons ego moeten redden. Dat kost energie en uiteindelijk is het een verloren strijd en de oorzaak van groot leed.
Kortom, mijd het ‘ik’, onderzoek wat je bent. Eigenlijk is het niet zo dat ‘je’ bent. Er is alleen Zijn, dat zelfevident is, maar niet in woorden valt uit te drukken. Dat is Waarheid.
In de Indiase traditie wordt gesteld: ‘IK ben Brahman.’ Dat is de onpersoonlijke staat van ZIJN, dat eigenlijk alleen in negatieve termen kan worden aangeduid: het is niet dit, het is niet dat, noch niet-dit noch niet-dat. Vergelijk het met de ervaring van de diepe droomloze slaap. Er is bestaan, maar je weet niet dat je bestaat. Het is het grote Niets gezien vanuit een relatief standpunt, ofwel vanuit het pseudo-ikje. Dat Niets, dat potentieel Alles is, heeft geen kenbare kwaliteiten en kan juist omdat het Niets is ook geen trots kennen. Het valse, schijnbare pseudo-ik als entiteit is een droomfiguur. Waar zou die trots op kunnen zijn? Kan de schaduw trots zijn op het zonlicht dat hem doet ontstaan?
Sri Nisargadatta Maharaj zegt het als volgt: “Jij identificeert je met jouw lichaam en daarom moet je zoveel ellende doorstaan. Als je de trots op je naam loslaat, zul je er niet langer door lijden. Bevrijding betekent dat het gevoel als individu te bestaan verdwijnt. De uiteindelijke Waarheid is dat ik naam noch vorm ben.”
Maharaj verwijst ook in zijn gesprekken naar de drie gunas: sattva, rajas, tamas. Dat zijn de drie basiskwaliteiten die noodzakelijk zijn voor manifestatie. Het is dan de guna tamas, die aanzet tot terugtrekken in het ‘ikje’, achterbaksheid, geniepigheid, arrogantie en trots.
Adi Shankara, de grondlegger van de advaita vedanta-filosofie, verwoordt het in ‘Atma Shatkam’, een compositie van zes verzen in Sanskriet, aldus:
“Ik ken geen haat of tegenzin, geen drang iets te willen hebben, ik ken geen uitgesproken voorkeuren, geen teleurstelling noch trots, jaloezie of afgunst. Ik heb geen dharma, geld, wens en zelfs geen drang naar moksha. Wat Ik Ben is tijdloos ZIJN, LIEFDE en PUUR Bewustzijn. Er is alleen maar ‘Ik Ben’. De wijze zegt eenvoudig: word wijs en maak de ‘mind’ schoon, schenk er geen aandacht aan. Het is een zware last die je meent te dragen van zonde, schuldgevoel, trots, arrogantie, haat en jaloezie.”
Trots en ijdelheid zijn de laatste obstakels om op te ruimen voordat inzicht, verlichting, bevrijding (van de misplaatste ik-gedachte) kan plaatsvinden. De grote valkuil is natuurlijk ook de zelfvoldaanheid van de goeroe, die zich laat voorstaan op zijn inzicht. Inzicht en bevrijding voltrekken zich waar het ‘ik’ is opgelost. En wie is er dan nog om trots en ijdel te zijn?
Ten slotte: vrijheid begint met de herkenning van gebondenheid. Volgens Wolter Keers binden drie ketenen ons het langst:
Alles gebeurt vanzelf, wees niet trots op wat door middel van jou gedaan wordt. Kun jij jezelf laten slapen? Kun jij jezelf laten ontwaken? Kun jij zelf je haar laten groeien?
Geef ijdelheid en trots op, wees stil en los op in dat allesomvattende, ondeelbare Zijn.