Thuiskomst in de nacht
– Hein Thijssen
H Hein Thijssen’s Leeg en bevrijd werd dit jaar opnieuw uitgegeven. Het is een verslag van een pijnlijk innerlijk proces waarin de auteur zijn religieus erfgoed en geloof is kwijtgeraakt en zich vervolgens heeft moeten bevrijden van een nog andere, innerlijke terreur. Het resultaat was een geheeld mens, leeg en bevrijd. In zijn tweede boek, dat vorig jaar onder de titel Onze oorspronkelijke staat opnieuw verscheen, ging hij dieper op dat proces in. Zijn ‘donkere nacht van de ziel’ heeft hij verwoord in het hoofdstuk ‘Het raadsel nacht’.
Vertrouwde inzichten en gedachten, waar ik voorheen waarde aan
hechtte, begonnen langzaam hun betekenis en waarde te verliezen. De
bakens van gevestigde opinies en traditioneel denken en eigenlijk van
ieder soort denken dat dingen beredeneert, begonnen te vervagen. Ik heb
me toen wel eens afgevraagd of dit misschien deel uitmaakte van het
ouderdomsproces. Ik scheen mijn richting kwijt te raken. Het ergste
spookbeeld dat op me af kwam was de vergankelijkheid en de algehele
beperktheid van alles, van denken en ervaren, van mensen en dingen
waarvan ik hield. Opinies begonnen hun kracht te verliezen en je kreeg er
niets voor terug. Je begon in het donker te tasten. Dit kan een proces van
jaren zijn.
Was dit de duisternis van het naamloze dat kwam opzetten? Ook begon
de belangrijkheid van informatie te verdwijnen, want wat had ik er per slot
van rekening allemaal aan? Ik dacht alsmaar dat ik snakte naar kennis,
inzicht, maar ik hield mezelf voor de gek. Eigenlijk snakte ik naar informatie
over datgene waar informatie eigenlijk geen toegang toe had. Kennis
kon ik niet voelen. Informatie wel. Moest ik me overgeven aan iets waarover
ik geen informatie had? Ooit zou die sprong moeten komen. Dat begon
ik al heel vaag te voelen, maar ik had er geen zin in en was er niet klaar voor.
Ach, ik had nog wel wat aha-erlebnissen waaraan ik mezelf optrok en
waaraan ik mezelf vastklampte als een soort boei. Maar ook die kwamen en
gingen, en het relatieve ervan had ik snel door. Er vond een omslag plaats in mijn denken.
Oude zekerheden wankelden en er kwamen geen andere voor in de plaats. [..]
Zoals ik mijn nacht gekend heb, zo kent eenieder zijn eigen nacht en
het langzaam verdwijnen en verdorren van leerstellingen, opinies, emoties
en het gevecht daartegen. Die nacht was geen mystiek verschijnsel dat
alleen maar in kloosters voorkomt. Het was een globaal, menselijk verschijnsel.
Ik was het in de gegeven menselijke conditie zelfs gaan zien als
een natuurlijk verschijnsel, een verschijnsel dat zich voordeed als een proces.
In de traditionele mystiek sprak vooral de beroemde Spaanse mysticus
Johannes van het Kruis over het verschijnsel: ‘de donkere nachten’, de
donkere nacht der zinnen, en de nacht van het verstand. De metafoor duisternis
vond ik terecht.
Donkere nacht drukte in mijn ervaringswereld uit dat ik informatie,
antwoorden wilde hebben over mijzelf en wat er binnenin gebeurde. Ik
wilde ‘informatie’ over het wegebben van de waarde van mijn opinies,
mijn denken, het wegebben van waarde en normen, of liever de absoluutheid
en algemene geldigheid ervan, over het wegebben van ‘geloof ’ en
godsdienst. Het wegebben van vroegere, bekende emoties, van alles wat
betrekking had op mezelf en de mensen en dingen waar ik van hield. Ik
wist zelf niet wat ik wilde.
Vanbinnen zat ik zo vast als een verroeste scheepsnagel. Ik wilde weten, ik
wilde informatie, maar die was verder weg dan ooit. Ik kon me tot niets en
niemand wenden voor begrip, want ook daar zocht ik naar informatie, die
niet te krijgen was. De grootste frustratie die me kon overvallen kwam toen
ik me het begrip ‘nooit’ begon te realiseren. Er zaten twee ‘nooit’elementen
in je organisme: een in de menselijke kant en een in de ‘naamloze’ kant.
Op het nooit van de menselijke kant kom ik nog uitvoerig terug later
in het boek. In het kort gezegd kwam dat ‘nooit’ neer op de realisatie die
je op een gegeven moment overvalt dat nooit iemand van je zal houden
zoals je bent en voor wat je bent, alleen voor wat je voor de ander betekent
en in hoeverre je tegemoet komt aan de behoeften van de ander. Het ‘nooit’
van de naamloze kant is het nooit van de toegang tot het weten, tot het
kennen, de onmogelijkheid van informatie over waar het echt om gaat. Je
schijnt voor eeuwig overgeleverd aan nacht en duisternis. Dit klinkt allemaal
nogal fatalistisch vanwege het feit dat je met metaforen moet werken,
waar iemand met veel fantasie van alles achter kan zoeken. Laat ik het
nuchter en zakelijk zeggen: het is een onprettige toestand, een eksteroog
waarmee je moet zien te leven, omdat je schoen te nauw is.
Het werd dus mijn ervaring dat die duisternis van niet-weten, van niet-kennen
een uiterst normaal menselijke toestand was. Ik ervoer die niettemin
als zeer onplezierig en frustrerend, vaak angstaanjagend. Zolang de
menselijke kant nog niet vrij en leeg was, bleef die toestand. Ik wilde met
mijn verstand koste wat kost weten wat er in mezelf plaatsvond, waar ik
aan toe was. Aan beide kanten was er een proces bezig, het proces van
terugkeer naar mijn natuurlijke, oorspronkelijke staat. Later begreep ik
dat dit proces niets anders was geweest dan een integratieproces in mezelf,
dat gepaard was gegaan, had moeten gaan met zeer pijnlijke zelfconfrontaties,
met loslaten en verdorring van alles wat niet belangrijk was. [..]
Tegelijkertijd met het verstandelijk proces vond er ook een proces plaats
in mijn gevoelsleven. Toen mijn innerlijke vraatzucht langzaam uitgeput
raakte, deels door onverzadigbaarheid en deels verlamd werd door oververzadiging.
Met andere woorden: toen beide uitgerangeerd raakten,
begon ik ervan doordrongen te raken hoe uiterst relatief alles was en
objecten niet langer meer de moeite van de jacht waard waren. Mijn
gevoel begon vanwege de eindeloze herhaling gevoelloos te worden. Dat
was een uiterst onplezierige toestand, die misschien het best aangeduid
kan worden met de metafoor ‘leegte’. Ik begon de zin te verliezen in dingen
waar ik eerder zo aan opgehangen was. Ik begon lusteloos te worden,
ik wist niet meer wat er met mij loos was. Het voelde alsof ik zo’n beetje
versuft raakte. Ik wist niet waar dat vandaan kwam, ik keek wat rond en
dan gebeurde het vaak dat ik mezelf ineens weer wat begon op te peppen,
omdat ik dacht dat het zo moest. Maar het duurde nooit lang of ik
zakte weer in elkaar. Het was een verontrustende, akelige toestand. Het
voelde aan als een leegloop. Mensen die door depressies gaan, zullen dit
herkennen.
Als ik dan weer op de zogenaamd spirituele toer ging en ik onderweg
merkte dat ik met mijn denken niets kon uitrichten en het nergens toe
leidde, begon er een gevoel over me te komen dat ik niet in woorden kon
uitdrukken. De beste metafoor voor dat gevoel vond ik misschien wel de
term ‘leegte’. De algehele ervaring en gewaarwording was er een van donkere,
lege reddeloosheid. Ik vond nergens troost meer. Ook hier werden
voelen en gewenning weer de sleutelwoorden. Nadat ook dit proces zijn
beslag had gekregen, werd die leegte het heerlijkste rustpunt van mijn
leven. Nu zou ik het woord ‘leegte’ het liefst willen veranderen in een
ander woord, dat eigenlijk even nietszeggend is, maar wel een andere
smaak heeft, namelijk het woord ‘vol-ledigheid’.
Om het gevaar van lyrische hoogdravendheid te vermijden, zal ik het
hierbij laten. Eigenlijk is er niet zo veel over te zeggen. Ervaringen kunnen
per slot van rekening alleen maar ervaren worden. Je draagt ze niet
over door erover te praten.
Iemand zou kunnen vragen: ‘Hoe kun je in godsnaam zo’n toestand
normaal en natuurlijk noemen?’ Mijn onmiddellijke reactie is: ‘Hoe zou je zo’n toestand in godsnaam bovennatuurlijk kunnen noemen, zoals dat gebeurde in de religieuze
traditie?’ [..]
Dankzij een natuurlijk ontwikkelingsproces kon ik onopgeloste pijnen,
die ik een heel leven had meegedragen en nooit had kunnen en durven
voelen, voor het eerst totaal voelen. Door dit voelen verdwenen zeer
veel onwerkelijke betekenissen en werd voor het eerst alles werkelijk. Dat
was pijnlijk, maar reëel en het voelde goed. Dit was het donkere ontwikkelingsproces,
waarin blokkades, ontkenningen en afweer werden opgeruimd.
Dit was thuiskomst in de nacht. De deur stond open, maar bij mijn
binnenkomst was er geen licht. Dat kwam pas later.
Bron: Onze oorspronkelijke staat, Hein Thijssen, Uitgeverij Het Juwelenschip
Hein Thijssen (1922-2008) deed op achttienjarige leeftijd zijn intrede in de strenge kloosterorde van de Passionisten, waar hij filosofie en theologie studeerde. Hij werkte twintig jaar als pastor in Canada bij indianengemeenschappen in verscheidene stadsparochies. White River, het koudste plaatsje in Canada, werd zijn lievelingsplek. Terug in Nederland, rond 1972, leerde hij zijn vrouw kennen en vestigde hij zich in Roermond. Hij was tot aan zijn pensioen werkzaam als hbo-docent aan de Bibliotheek- en Documentatieacademie in Sittard. Op tachtigjarige leeftijd schreef hij zijn eerste boek ‘Leeg en bevrijd’ (2004), waarin hij verslag deed van zijn ontwakingsproces (rond 1997). Meer info: www.leegenbevrijd.nl