Spreekbuis van het leven
Unmani
“Door de manier waarop jullie luisteren ben ik genoodzaakt de eerste bewering altijd teniet te doen met behulp van een andere bewering. Daarna wordt de tweede bewering tenietgedaan door een derde, enzovoorts. Mijn doel is geen gerieflijke dialectische these, maar het volkomen tenietdoen van alles wat tot uitdrukking gebracht kan worden.”
U.G. Krishnamurti
U.G. Krishnamurti werd beschouwd als de antigoeroe, een verlicht man, en door sommigen zelfs als een charlatan. Hij was radicaal in de manier waarop hij het onuitsprekelijke verwoordde. Hij was aards en gewoon, maar had ook een heel bijzondere transformerende ervaring ondergaan waarin hij ontwaakte tot zijn natuurlijke staat van zijn en die hij ‘de ramp’ noemde. Je kunt hem heel moeilijk een etiket opplakken dat hem definieert. En dat was in feite ook zijn boodschap. Dat niets gedefinieerd kan worden en dat wie we denken te zijn slechts een conclusie van het denken is.
Omdat ik wist dat ik deze column moest schrijven, ben ik een paar video’s van U.G. Krishnamurti op YouTube gaan bekijken. Toen ik hem zag spreken en de vragen van mensen zag beantwoorden, kon ik me heel goed vinden in de manier waarop hij probeerde uit te leggen wat niet uit te leggen valt. Mensen stelden wat hij zei ter discussie en hij reageerde in heel precieze en heldere bewoordingen, maar in wezen verwees hij steeds naar dat wat die woorden overstijgt. In mijn bijeenkomsten en retraites merk ik ook dat als ik spreek en er woorden uit mijn mond komen, ze door me heen gaan en dit lichaam gebruikt wordt om er uitdrukking aan te geven, maar dat de woorden zelf slechts verwijzen naar het woordloze. De woorden geven op zichzelf nooit de waarheid weer. En toch wil ik die graag in woorden uitdrukken. De woorden worden eindeloos verkeerd begrepen en fout geïnterpreteerd, maar het grootste misverstand is dat men aanneemt dat ze iets betekenen. Men neemt aan dat ze iets definitiefs zeggen waar je je aan vast kunt houden.
De aard van het denken is dusdanig dat het hard zijn best doet om conclusies te trekken die het Leven begrijpelijk en daarmee veilig maken. Alles staat in relatie tot een referentiepunt genaamd ‘ik’, zodat de leegte van het Leven minder leeg kan aanvoelen. We stoppen de dingen in denkbeeldige hokjes zodat we ernaar kunnen kijken en ‘Ik weet wat dit is’ kunnen zeggen. We kijken naar anderen en nemen van alles over hen aan. We denken dat we ze kennen. Als we daarmee op zouden houden en werkelijk diegene onder ogen zouden komen die zich tegenover ons bevond, zonder enige vorm van interpretatie, zouden we schrikken hoe leeg die persoon werkelijk is.
Als je gelooft in de gedachte die dingen, mensen en zelfs het hele Leven indeelt en in hokjes plaatst, dan leef je in de illusie dat ik lossta van jou en daardoor iets aan jou kan schrijven – de ‘jij’ die ik denk dat je bent. Maar toegeven dat ik jou, de lezer, niet ken, of dat ik niet eens weet of iemand dit wel zal lezen, plaatst me in een absoluut isolement, en als ik in dat isolement geen geloof hecht aan gedachten die onderdelen van het leven, inclusief mijzelf, van elkaar scheidt, dan ben ik vrij om gewoon een spreekbuis te zijn waarmee het Leven zichzelf tot uitdrukking brengt. Je kunt wat ik schrijf interpreteren op een manier die past bij de identiteit waar je je mee vereenzelvigt. Maar daar heb ik niets mee van doen.
Alles wat ik tot uitdrukking zou kunnen brengen is altijd alleen maar een onsamenhangende energiestroom die hier en nu plaatsvindt. Als ik of jij die op welke manier dan ook probeer te laten stollen, lijkt ze een object te worden dat losstaat van mij. Voor het denken is dat gekmakend. Er valt niets te begrijpen of te bevatten. Elke conclusie die je zou kunnen trekken, wordt dan tenietgedaan door het tegenovergestelde. Als de kern van wat in, en buiten, de woorden tot uitdrukking wordt gebracht voortdurend gefilterd wordt door het denken en er steeds verwezen wordt naar een ‘ik’, wordt die kern over het hoofd gezien. Maar tegelijkertijd kan er ook nooit naar ‘gekeken’ worden.