Karl Renz
Niets te geven, niets te nemen – Het lied van lege woorden
- Uitgeverij Samsara
- Vertaald door Charlotte Block
- Boekbespreking door Win Bück
Van Karl Renz verscheen in 2020 bij Samsara Verlichting en andere dwalingen (zie InZicht 2020-2 voor een boekrecensie van Mieke Berger). Niets te geven, niets te nemen is de tweede Nederlandse vertaling van de vele boeken waarin gesprekken met hem zijn weergegeven.
Ik hou wel van satsang-boeken (Talks) vanwege de levendigheid van het spontane, gesproken woord die je er soms in kunt proeven. Maar dit boek leest niet altijd gemakkelijk, soms is zijn spreekstijl nogal cryptisch en zijn de dialogen onnavolgbaar. Qua stijl en sfeer doet het denken aan een radicale Tony Parsons of een revolutionaire U.G. Krishnamurti.
Karl Renz probeert de poten onder de stoel van de bezoeker en vragensteller weg te zagen en slaagt daar met vlag en wimpel in. Hij geniet ervan om aannames onderuit te halen en steeds maar weer te laten zien hoe de zoeker meer, anders of beter wil dan wat er is. Hij komt daarbij soms wat arrogant en provocerend over en heeft steevast het laatste woord. Hij grossiert ruimschoots in hersenkrakers en breinbrekers; paradoxen en koanachtige uitspraken zijn er voldoende.
Naast een spraakwaterval is Renz ook een meester in woordspelingen en goochelt hij veelvuldig met woorden; zowaar een hele uitdaging voor de vertaalster, die een pluim verdient door deze taalgrapjes toe te lichten en uitstekend over te zetten naar onze taal. “Hij speelt en jongleert met woorden als een echte artiest in zijn eigen Circus Renz,” schrijft ze in haar woord vooraf. “Karl vertegenwoordigt de eerder ‘radi-karl-e’ kant van non-dualiteit,” geeft Joan Tollifson als voorbeeld in haar voortreffelijke voorwoord, dat gelijk de toon zet voor de rest van het boek.
Een opmerkelijke passage kwam ik tegen op p. 200. Daar beweert hij met grote stelligheid dat de klassieke vraag van Ramana ‘Wie ben ik?’ (die door iedereen aangehaald wordt) altijd de verkeerde vraag was. “De vertalers vertalen het altijd verkeerd. Zijn vraag was: ‘Ben ik?’ en niet ‘Wie ben ik?’”, zegt hij. “‘Wie ben ik?’ is een vraag van een mediteerder en ‘Ben ik?’ is alleen maar meditatie.”
Karl Renz noemt zijn satsangs ‘vraag-antwoord-entertainment’. Het hele boek leest als een vermakelijke onemanshow.
Win Bück