Een gesprek met Hans Knibbe en André van der Braak – Verschenen in InZicht nr 3, 2017 – Leestijd is ca. 9 minuten
Op een pad van vrijheid ontkoppel je van alle patronen in jezelf. Die ontkoppeling brengt enorm veel energie teweeg doordat wat niet meer vastzit in patronen vrijkomt. Dat vraagt om endurance, een soort uithoudingsvermogen, om dat branden dat daar gebeurt te verduren zodat het reinigingsproces kan doorgaan.
Hans Knibbe (HK) in gesprek André van der Braak (AB) ter gelegenheid van zijn boek: Zie, je bent al vrij.
AB: In jouw boek komen veel lijnen samen die mij zelf ook al lang bezighouden. Ik heb transpersoonlijke psychologie gestudeerd in de jaren ’80. Mijn grote vraag was: ‘ Hebben psychotherapie en onze traditie hetzelfde doel als de boeddhistische inzichtmeditatie? Ik was tegelijkertijd bezig met boeddhisme en de opleiding tot psychotherapeut en ik worstelde met die vraag.
De paradox van niet-doen en doen
AB: Daarna was ik elf jaar in de leer bij een Amerikaanse goeroe. Hij had zelf een Indiase goeroe en probeerde eigenlijk hetzelfde: om de advaita vedanta, de oosterse non-dualiteit, te verbinden met onze westerse benadering van het pad. Dat is hem mijns inziens niet gelukt. Maar het dreef mij om elf jaar lang die intensieve beoefening te doen. Ik herkende veel in jouw boek, diezelfde paradox: het is non-duaal én je bent al vrij. Je hoeft niets te doen, je kunt erin rusten. En tegelijkertijd moet je wat doen, kun je wat doen, mag je wat doen. Ik zie dat mensen vaak aan één kant van die paradox gaan zitten. Sommige advaita vedanta-leraren in de satsangtraditie benadrukken alleen maar: ‘Je bent al vrij, je hoeft niets te doen. Er is niemand die iets doet, dus het maakt niet veel uit wat je doet. Ontspan en rust.’ Daar kan ik helemaal niet tegen!
Aan de andere kant zijn er mensen die spreken over non-dualiteit, maar zo gauw het praktisch wordt, verzandt het toch weer in de dualiteit. In het opvullen van een gemis, een tekort dat moet worden aangevuld, een defect dat moet worden gerepareerd. Het is zo moeilijk om dat te voorkomen! Het is een balancing act om vooral niet te vergeten dat je al vrij bent en niet te denken dat er iets mis is. Dat is zo’n trekkracht in ons, om die kant op te gaan. Die kracht is zo sterk dat je die onherroepelijk in je eigen beleving gaat gieten. In de vorm van ‘ik ben op een pad, ik ben aan de weg aan het timmeren’.
Uit je comfortzone
HK: Ik heb daar weinig aan toe te voegen. Er is een slogan in mijn school voor Zijnsoriëntatie waarin ik die twee kanten bij elkaar breng: ‘Eerst het liefje, dan het werk’. Daar probeer ik beide kanten in beeld te houden. Dus niet alleen het liefje, maar ook het werk. Het pad is intens. Jij hebt dat ongetwijfeld ervaren: op een pad van vrijheid ontkoppel je van alle patronen in jezelf. Die ontkoppeling brengt enorm veel energie teweeg. Dat vraagt om endurance, een soort uithoudingsvermogen om dat branden dat daar gebeurt doordat wat niet meer vastzit in de patronen vrijkomt te verduren. Dan kan het reinigingsen schoningsproces doorgaan.
Het is paradoxaal: er is geen intensievere praktijk dan niet-doen. Dat is zo ontmantelend, zo openend, zo alles vernietigend. Gek genoeg, want we praten over liefde en dat is het ook echt. Maar het is ook vernietiging. Van de illusie, van het vasthouden, van egotisme, van de duale relaties, van tijd-ruimteparameters. Met andere woorden: er is een enorm proces gaande als je dat beoefent, en dat is zwaar werk. Het is niet een beetje gemakzuchtig erdoorheen hobbelen. Er is een straffe discipline nodig om niet te doen, een precieze discipline die veel vraagt.
Als je zegt dat je niks hoeft te doen, en je bent niet bereid om de disciplines aan te nemen, dan wordt het goedkoop. Het psychologische proces dat mee hoort te komen, in mijn optiek van wat echte openheid is, vindt dan niet plaats. Je komt dan niet uit je comfortzone. Je kunt een beetje uitbreiden, een beetje bijleren, maar je zit nog steeds in die comfortzone in de non-duale optiek. Als je aan die comfortzone zelf begint te komen, dan komen de diepere psychologische issues in jezelf naar boven, en zelfs de nog diepere ontologische issues, van geen vastigheid. Daar moet je werk voor verrichten, daar moet je moedig voor zijn. Als je stopt bij de comfortzone, dan denk ik dat het openingsproces niet goed plaatsvindt en dat je een soort mentale acrobatiek-act ontwikkelt, die vrij weinig existentiële betekenis heeft, en weinig diepte.
“Er is geen intensievere praktijk dan niet-doen.”
Gemengde motivatie
AB: Ik denk dat daarom ook de motivatie van waaruit je dat aangaat zo ontzettend belangrijk is. Want zo’n pad, juist omdat het zo zwaar is, werkt eigenlijk alleen maar als je het uit liefde doet. Als je wordt aangetrokken door die liefde. Ik denk wel eens dat het die open ruimte is die ons aanspreekt, dat geeft ons de impuls om dit spirituele pad te willen gaan. Wij denken dat wij dat willen, maar ik kan dat niet willen. We worden aangesproken, geroepen als het ware. Het is eigenlijk een roeping. Als je dat pad gaat, dan merk je onherroepelijk dat je motivatie gemengd is. Als ik terugkijk naar hoe ik begon op mijn zestiende met Transcendente Meditatie, op mijn achttiende met boeddhistische meditatie was mijn motivatie ook gemengd met ambitie. Ambitie om de verlichting te bereiken, want ik had gelezen over die bijzondere staat, dat was het hoogste wat je kon bereiken. En ik ging natuurlijk niet voor minder dan het hoogste. Zo’n type was ik wel.
Dat is een van de pijnlijkste momenten in je beoefening: als je gaat merken dat je die onzuivere stukken in jezelf tegenkomt, ook al doe je ontzettend je best. Dat je motivatie ook is: ik ben op een egotrip, ik doe het om er zelf beter van te worden. Dat is pijnlijk, maar dat wordt wel uitgezuiverd. Hoe meer dat wordt uitgezuiverd, hoe meer je kunt hebben. En hoe meer je je ook wìlt geven aan het pad. Niet omdat het goed voor je is of omdat het zou moeten, maar uit liefde.
HK: Mooi. Je noemt liefde, en dat is een kernzaak in het pad. Het is liefde die je ervaart van buiten, alsof de leraar of de symbolen je zegenen en liefhebben. Er is ook een liefde van binnenuit, een soort devotionele liefde voor die openheid. Jij noemt het een roeping. Ik denk dat het hart ons roept. Het hart is zowel binnen als buiten, de verlichte dimensie. Die wordt buiten ons gerepresenteerd door de leraar en de leer. In onszelf is het al aanwezige verlichting, die nog bedekt is door de patronen die we hebben. Als je gevoelig, vurig of heel gemotiveerd bent, dan snuif je dat op en dan weet je: dit is het, hier moet ik wezen.
Terugfluiten
HK: Dat is liefde. Op het pad zijnde kun je dat niet anders doen dan met jezelf en daar zitten ook alle pre-ego-behoeftes in. Dus je gaat het pad om gered te worden, om voor eeuwig in een liefdesbad te zijn, om nooit meer stress te ervaren, om geweldig te zijn, een overwinnaar. Nu komen we op het narcistische niveau. Ik herken dat, om als overwinnaar aan de eindstreep te willen komen: al mijn minderwaardigheid zal oplossen in de fantastische stralende spirituele gedaante die ik meen aan het eind van het pad te zien. Zodat alle vernedering is opgelost.
Ik denk dat er geen zuivere manieren zijn om dit pad te doen. Dat er altijd menging is van oprechte, open herkenning van dat wat al vrij is en dat je ogenblikkelijk, of heel snel en gemakkelijk, in een psychologisch patroon vervalt. Dat is misschien ook wel de reden van het pad. Juist omdat dat gebeurt heb je de leraar, de leer en de mensen om je heen nodig, die je terugfluiten, zo van: “Vind je weg weer terug naar je oorspronkelijke motivatie. Je bent al verlicht. Rust daar in.” Het pad is niet voor onze verlichte aard geschapen. Het is geschapen voor onze verwarring, die steeds meeloopt met ons.
AB: Ja, en dat pad wordt aangedreven door verlichting, die al stroomt en aanwezig is. Die we niet herkennen, maar die er wel is. Ik ben opgegroeid als katholiek en daarna dacht ik dat de wijsheid uit het Oosten kwam. Dat is niet het geval. Soms heb je een omweg nodig, maak je heel lange reizen om de schat in je eigen tuin te kunnen opgraven.
André van der Braak
André van der Braak studeerde psychologie en filosofie van 1981 tot 1986. In deze periode beoefende hij ook intensief vipassana-meditatie. Van 1987 tot 1998 was hij leerling van Andrew Cohen. Over deze tijd publiceerde hij in 2003 Enlightenment Blues. Enkele jaren later volgde zijn tweede boek, Goeroes en charisma. Hij promoveerde in 2004 op een vergelijkende studie over Nietzsche en het zenboeddhisme. Sinds 2012 werkt hij als hoogleraar boeddhistische filosofie in dialoog met andere levensbeschouwelijke tradities aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. In 2013 ontving hij de leraarsautorisatie in de traditie van de Maha Karuna Chan van Ton Lathouwers.
Hans Knibbe
Hans Knibbe, klinisch psycholoog, richtte in 1986 de school voor Zijnsoriëntatie op, waarin hij een vorm gaf aan een radicaal non-problematische, non-duale benadering van de problemen en ontwikkelingsuitdagingen van de moderne mens. De school biedt naast een 6-jarige opleiding tot begeleider een compleet pad van zelfactualisatie. Daarin is er een aan onze tijd aangepaste synthese gecreëerd van inzichten en methodieken uit de moderne psychotherapie en non-duale inzichten, waarvan de dzogchen-traditie de belangrijkste inspiratiebron is.