Het is prachtig om niemand te zijn
– Billy Doyle
Het is prachtig om niemand te zijn
– Billy Doyle
verschenen in InZicht nr 1. 2023 – Leestijd is ca. 13 minuten
Jean was een violist en sprak over de kracht van muziek, die hij omschreef als gewijde kunst. Alle objecten zijn verwijzingen naar onszelf, maar kunstobjecten brengen ons actief terug bij onszelf. In de aanwezigheid van kunst komen de gebruikelijke denkprocessen tot stilstand. De schoonheid die we ervaren gaat voorbij aan iedere representatie: schoonheid overstijgt tijd en ruimte.
Ik ontmoette Jean Klein voor het eerst in 1982, in London. Ik had een of twee boeken van hem gelezen tijdens mijn verblijf in het buitenland. Bij mijn terugkeer in Engeland ontdekte ik dat hij vraag-en-antwoordsessies gaf in de buurt van waar ik woonde. Ik was al serieus geïnteresseerd in advaita vedanta en gaf yogales. Zijn boeken hadden al een invloed op mij, maar zijn woorden die uit zo’n diepte kwamen en zo helder en direct waren, raakten me intens. De woorden, die vaak van poëtische kwaliteit waren, kwamen voort uit stilte en communiceerden met een niveau dat boven de mind en het verstand uitstijgt. Na een van de dialogen ging een aantal van ons met Jean naar een café. Hij verklaarde tot mijn verbazing dat hij ook yogales gaf tijdens zijn retraites. Ik woonde daarna de eerstvolgende retraite bij in Holland, waarbij het Engels de voertaal was. De veertien jaar daarna was ik met intense aandacht en toewijding aanwezig bij zijn retraites en dialogen in Engeland en daarbuiten.
“Komen tot de ‘afwezigheid van afwezigheid’ ”
Elke leraar heeft een hem typerende karakteristieke toon, maar bij Jean ervoer ik iets dat nogal uniek was. Hij wees niet op de een of andere abstracte en intellectuele manier naar de aard van de werkelijkheid, maar sprak tot ons hele wezen. Ik zal proberen een samenvatting van een paar van zijn belangrijkste leringen en inzichten te geven.
In zijn dialogen hield hij vaak een korte verhandeling om daarna vragen te beantwoorden. Soms ging hij meteen over tot het beantwoorden van onze vragen. Hij benadrukte, zoals in elke non-dualistische leer, dat we niet ons lichaam zijn, noch onze mind en niet de persoonlijkheid of enige vorm die waargenomen kan worden. Onze ware aard is bewustzijn, besef te zijn, maar we zien ons zelf aan voor een uitdrukking van bewustzijn, dat wil zeggen een afgescheiden individu, een fractie van onze ware aard. Dit geloof in een illusoir zelf schept eindeloze problemen. Het zelfbeeld waar we ons voor aanzien is slechts een schepping van de mind.
‘De wereld verschijnt aan ons overeenkomstig het gezichtspunt dat we innemen. Voor de zintuigen is hij vorm, voor de geest is hij een idee, voor het Zelf, het één geheel vormende bewustzijn, is hij bewustzijn.’ (Ik Ben[1])
De vraag ‘wie ben ik?’ komt niet uit de mind, maar uit Zelf. We kunnen niet bedenken ‘wat we zijn’. Wat we zijn is niet te bevatten voor de mind en het verstand, maar we kennen het door het te zijn. Tijd en ruimte bevinden zich binnen bewustzijn, daarentegen bevindt bewustzijn zich niet in tijd en ruimte. Dit was niet een of ander intellectueel inzicht, maar dit is het inzicht. Het vraagt om een diepe intimiteit met onszelf. Alleen door waarnemen van ons zelf – hij gebruikte vaak het woord luisteren naar onszelf – is die transformatie mogelijk.
Als we ons trachten te veranderen is het nog steeds de mind die probeert de mind te veranderen. We blijven op hetzelfde niveau en draaien daarin rondjes. De verschillende spirituele oefeningen betreffen onveranderlijk vormen van concentratie. We focussen op een of ander object, wat leidt tot fixatie en tot een mat en afgestompte mind. We moeten begrijpen dat de mind ons nooit tot het ultieme inzicht kan voeren om daarna te ontspannen en open te staan voor het ongekende, dat verder reikt dan de mind. Niettemin is een heldere mind van belang; we kunnen wellicht een ‘non-dualiteitservaring’ hebben, maar zonder de helderheid van de mind is het niet zeker dat de integratie zal plaatsvinden.
Luisteren is luisteren zonder intentie, we staan domweg open voor wat is. Echter luisteren we zelden op deze onschuldige manier, we oordelen en analyseren. Vaak stelden mensen aan Jean vragen met betrekking tot eenzaamheid, woede, verveling etc. Zijn antwoord kon natuurlijk per vragensteller anders zijn, maar hij vroeg ons niet aan onze gevoelens te ontsnappen of die te onderdrukken, maar ze te verwelkomen. Voel bijvoorbeeld de angst in het lichaam in plaats van erop te reageren, laat het een gewaarwording zijn. Als we het gaan conceptualiseren zijn we niet langer bij het gevoel en wordt het gefixeerd. Door de spanning zich te laten ontvouwen geven we haar de gelegenheid zich op te lossen. Als er aanvaarding is voorzien we het probleem niet langer van brandstof, waardoor ruimte met betrekking tot het probleem ontstaat. Dan ligt de nadruk op het verwelkomen ervan en niet langer op het object. Dat voert ons terug tot onze natuurlijke staat, tot openheid. Vragen waren vaak van psychologische aard, maar het antwoord zou de vragensteller de mind laten overstijgen, verwijzend naar onze ware aard, naar wat onveranderlijk is in ons.
Jean was een leraar van de directe benadering van Zelfkennis, niet van het progressieve pad dat iemand in verschillende stadia van spiritualiteit aflegt. Sommige mensen vroegen zich af waarom hij dan yogales gaf als we niet ons lichaam en mind zijn, wat in het algemeen in zijn onderricht beschouwd wordt als iets van een voortschrijdende benadering. Zelf praktiseerde hij yoga en in zijn boek Transmission of the flame legt hij uit dat hij ongeveer een jaar na zijn terugkeer uit India het nodig vond een psychosomatisch niveau te incorporeren in zijn onderricht. Het is onze contractie op dat niveau die onze identificatie met wat we niet zijn, versterkt:
‘Door het psychosomatisch apparaat te leren kennen, kan iemand duidelijker zien wat de aard van identificatie is en kan hij die loslaten. Een ontspannen lichaam is een ontspannen mind. In een ontspannen lichaam en mind zijn we ontvankelijk, verwelkomend en open voor openheid. Het ontspannen, lichte, energieke, sattvische ‘psychosomatisch apparaat’ is een uitdrukking die in de buurt komt van onze ware aard. Geconditioneerd is het bijna onmogelijk om ontvankelijk te zijn voor waarheid en genade.’
Jean zou duidelijk maken dat er niets valt te bereiken of te worden, iets dat alleen maar het ego zou versterken. Zonder dit begrip op de achtergrond zal elk onderzoek altijd vruchteloos zijn.
Jean gaf yogales in de Kashmir traditie, die het geheel aan yogaoefeningen, lichaamshouding en ademhaling omvatte. Deze leerde dat het echte lichaam niet het fysieke lichaam is dat we zien, maar het energetisch lichaam dat het fysieke lichaam omgeeft en doordringt.
Deze subtiele energie wordt verlamd door de spanning in het lichaam, dus alleen door een diepe ontspanning beginnen we ons lichaam als energie te ervaren, als een trilling. Dit wordt teweeggebracht door diepgaand te luisteren en die nieuwe ervaring te laten ontwaken. Vanwege de ingeslepen gewoontes laat deze nieuwe ervaring van het lichaam enige tijd op zich wachten, maar eenmaal gevestigd, wordt ze een grenzeloos gevoel dat we één zijn met de ruimte, zonder een gevoel van een binnen- of buitenkant. Dat geeft ons een voorgevoel van onze ware aard.
De spanningen die we in ons lichaam vasthouden wordt ook weerspiegeld in onze ademhaling. Hij legde de nadruk bij het observeren van onze adem, op het laten uitdoven van de uitademing en te wachten op het geschenk van de inademing, opdat dit lege moment tussen elke ademtocht mogelijk wordt. De adem komt vanuit stilte en lost op in stilte, en is aldus een vingerwijzing naar onze ware aard.
Mij werd gevraagd hoe het was om in zijn aanwezigheid te verkeren. Jarenlang had ik het geluk om tijd met hem door te brengen, inclusief een uitnodiging om hem in zijn huis in Zwitserland te komen bezoeken. Soms zei hij dat het prachtig was om niemand te zijn. Dit bracht hetzelfde effect bij je teweeg als je in zijn grenzeloze aanwezigheid verkeerde.
In onze ontmoetingen tijdens de retraites voelde ik vaak dat de vreugde van het samenkomen net zo belangrijk was als om het even welke oefening die we deden.
Hij sprak over hoe onze zintuigen de neiging hebben vast te pakken, in plaats van de dingen die tot ons komen los te laten. Deze spanning in zien en horen is een groot obstakel dat in de weg staat van een kalme mind. Als Jean over meditatie sprak, gebruikte hij veelal dezelfde woorden als wanneer hij het over luisteren en open zijn had. Gedurende de retraites zaten we in stilte en gewoonlijk gaf hij een geleide meditatie waarbij gefocust werd op de ademhaling en het voelen van het lichaam, wat ons leidde naar een grenzeloos gevoel bevrijd te zijn van het voorhoofd, de ‘gedachtefabriek’.
Meditatie, zo leerde hij ons, is niet een hersenactiviteit om te concentreren of gedachten te stoppen, wat alleen maar kan leiden tot nog meer spanning. We werden gevraagd gedachten te laten komen en gaan, ze niet op te volgen, en de stilte in ons toe te laten.
Hij leerde ons dat stilte niet een object is, maar dat we de stilte zijn. In meditatie is er niet iemand die mediteert en niets waarop gemediteerd wordt. Dus als meditatie een doel heeft, is dat het vinden van wie er mediteert. Als we ontdekken dat die er niet is, geven we meditatie op, dan zijn we meditatie. Het is de achtergrond van ons leven of we nu stil zijn of actief.
Hij legde uit dat denken de natuurlijke functie van de mind is, dat als het opkomt vanuit stilte creatief is toegesneden op de situatie. En hoe zeer ons denken wentelt rondom ons zelfbeeld, dat het daarmee eindeloos bestendigt. Het ego voelt zich onzeker in stilte, waar er niets is dat het van voedsel kan voorzien, vandaar ons constante dagdromen en activiteit van de mind.
Jean legde de nadruk op het belang van die lege momenten tijdens de dag, wanneer er niets te doen is, en op de ruimte tussen de gedachten. We zijn geneigd die momenten te veronachtzamen of ze enkel te beschouwen als alleen maar leeg, in plaats van als de ramen die zicht bieden op onze ware aard. Hij sprak over het komen tot de ‘afwezigheid van afwezigheid’ en dat er in echte leegte volheid is. In het bijzonder is van belang, hoe we ‘s avonds gaan slapen en alles loslaten waar we ons aan vasthouden, en hoe we ‘s ochtends ontwaken nog voordat de wereld van objecten verschijnt.
Hij legde de nadruk op het belang van het begrijpen van de aard van verlangen. Zolang we losgeraakt zijn van onze ware aard, is er verlangen. Ons echte verlangen is om zonder verlangens te zijn, maar als dat niet begrepen wordt, zoeken we troost bij objecten en ervaringen. Maar als we beginnen in te zien dat niets in de wereld ons diepste verlangen kan bevredigen, worden we open voor een andere dimensie.
Soms vroegen mensen hoe we de wereld zouden kunnen veranderen. Jean wees erop om eerst vrede en waarheid in onszelf te vinden, wat het beste uitgangspunt is voor het handelen in de wereld; zo niet, dan zijn we deel van het probleem. Maar als het leven ons vraagt te helpen, dan helpen we natuurlijk.
Hij legde uit hoe we misschien wel een waarachtig inzicht in onze ware natuur hebben, maar tenzij dit inzicht alle lagen van ons wezen doordringt, dat het gevaar bestaat dat we terugvallen in identificatie. Hierna zijn beschrijving van dit grenzeloos inzicht.
‘Als je gevoeliger wordt voor je lichaam, heb je de indruk dat in- en uitademing niet langer gelokaliseerd zijn. Het is alom rond je aanwezig. Het is belangrijk om in te zien dat we voornamelijk in ons hoofd leven. Denk met je hele lichaam, voel met je hele lichaam. In het volledig voelen, de grenzeloze zintuiglijke gewaarwording, treed je je kamer binnen en raak je je hele kamer aan. Ga naar buiten en raak de wolken aan, de bomen, het water. Je leeft niet in isolatie. In je uitstraling sta je in verbinding met alle dingen. In die uitbreiding is geen ruimte voor het ego omdat het ego een verkramping is. Liefde is uitbreiding, een gevoel van ruimtelijkheid.’ (The Ease of Being)
Jean was een violist en sprak over de kracht van muziek, die hij omschreef als gewijde kunst. Alle objecten zijn verwijzingen naar onszelf, maar kunstobjecten brengen ons actief terug bij onszelf. In de aanwezigheid van kunst komen de gebruikelijke denkprocessen tot stilstand. De schoonheid die we ervaren gaat voorbij aan iedere representatie: schoonheid overstijgt tijd en ruimte.
Ik eindig met een paar citaten:
‘Je bent gebouwd uit schoonheid. In jou is het zaad van schoonheid, daarom kun je dus schoonheid herkennen in je omgeving. Ga die schoonheid achterna, onderzoek haar. Cultiveer haar.’ (The book of listening)
‘….als je in die openheid bent, wordt de openheid in openheid geabsorbeerd.’ (Beyond Knowledge)
‘Bevrijding betreft niet de persoon, want bevrijding is verlost zijn van de persoon.’ (Ik Ben)
‘….als je weet wat leven inhoudt, is de dood irrelevant.’ (Who Am I?)
Vertaling Justus Kramer Schippers [1] Ik Ben, Jean Klein, uitgeverij Samsara,
Billy Doyle
Billy Doyle voelde zich aangetrokken tot oosters non-dualistisch onderricht toen hij twintig jaar oud was. In 1982 ontmoette hij Jean Klein. De ontmoeting had een diepe inwerking, waarna hij vele jaren zijn retraites en dialogen in Engeland en ook daarbuiten bijwoonde.
Billy organiseert retraites in Engeland en geeft yogales, en spreekt online over non-dualiteit. Hij is auteur van Kashmir Yoga: de kunst van het luisteren, uitgeverij Panta Rhei. Zijn yogaonderricht komt overeen met dat van Jean Klein. Voorts verschenen van zijn hand twee dichtbundels geschreven vanuit non-dualistisch perspectief: The Mirage of Separation en Ocean of Silence. Info: www.billydoyle.com