Filosofie van Bewustzijn zonder een object
- Franklin Merrell-Wolff
- Vertaling: Justus Kramer Schippers
- Uitgeverij Samsara
- ISBN 978 94 93228 37 5
- Boekbespreking door Hans Laurentius
H et eerste boek van Merrell-Wolff was een persoonlijk verslag van zijn ervaringen tijdens zijn transformatieproces. Dat maakte het een toegankelijk en levendig verslag, maar tevens soms wat inconsistent en nog te gekleurd door gangbare, overbodige én misleidende spiritueel-religieuze noties van de nog wat verbaasde, onkundige beginneling. Dit boek is de gerijpte, filosofische onderbouwing van wat ervaren werd. Degelijker en consistenter derhalve, niet per se gemakkelijker voor de lezer die niet gewend is aan ‘serieus’ denk- en kijkwerk. Dat gezegd hebbende, was ik blij te lezen dat volgens Franklin ‘onvolwassen mystici geen kapiteins zijn’ en dat ze er daarom termen als God bij halen, bijvoorbeeld als verklaring voor ‘het sturend principe’, maar dat de meer volwassen geestelijke reizigers zich ontdoen van dergelijke termen. De nog onvolwassen variant overkomt alles eigenlijk, is tamelijk willoos aan het proces overgeleverd, en noemt het dan maar mysterieus of ‘goddelijk’, waar de volwassen ‘mysticus’ zelf reist. Een zéér belangrijk punt. Tevens maakt hij duidelijk dat meditatie ertoe dient om steeds helderder de aard van Bewustzijn te doorgronden, wat echt iets anders is dan waar het gewoonlijk bij blijft: een ontspanningstechniekje om vervolgens gewoon door te jakkeren op de bekende weg. Ook het nogal onderschatte belang in het ontwakingsproces van een goed ontwikkelde rede (het vermogen tot helder denken) wordt benadrukt, net als de component tijd. Want het was zelfs voor een serieuze zoeker met grote inzet, intelligentie en bereidwilligheid als Franklin lastig om ‘voorbij de oriëntatie op wereldse verlangens’ te geraken, en de juiste mate van ‘walging’ te ontwikkelen ‘voor praktisch alles wat de wereld betrof’, en om te ontkomen aan ‘intellectuele luiheid’.
Hij wilde immers niet iets spiritueels ‘integreren’ in het ‘dagelijks leven’, maar realisatie, en zag in dat ‘het voelen en willen’ meer tijd nodig hadden dan het verstand.
Na dit soort bespiegelingen gaat Merrell-Wolff middels 56 aforismen, die alle worden uitgewerkt, diep in op de aard van Bewustzijn – met én zonder object(en).
Helder wordt dat het in het proces gaat om het doen ontwaken én ontwikkelen van geestelijke vaardigheden, zoals het vermogen de aandacht terug naar de bron te brengen, ofwel, het bewustzijn bij zichzelf thuis te laten komen (aandachtskunde dus) en het vermogen ‘te verzinken in Bewustzijn’ – om te worden wat wordt onderzocht. Meditatie is immers niet het ‘streven naar een subtiel object of ervaring’. Bewustzijn kan niet tot object gemaakt worden, maar alleen ‘van binnenuit’ worden ‘gekend’. Denk aan Nisargadatta: “Verblijf in [of beter: als] Ik-Ben en Bewustzijn zal zijn geheimen prijsgeven.” Merrell-Wolff legt uit dat Bewustzijn niet verandert door de aan- of afwezigheid van objecten, en gaat in op ‘onsterfelijkheid’ en andere thema’s. De uiteenzettingen zijn boeiend, niet oppervlakkig of gemakzuchtig, en geven blijk van een groot verstand, dat op bijna wetenschappelijke wijze allerlei (bewustzijns)stadia en fenomenen kritisch onderzoekt en de implicaties ervan wil verhelderen op een bijna uitgestorven serieuze en grondige wijze.
De aforismen ziet hij tevens als mijlpalen langs ‘de weg’ voor serieuze zoekers.
Juist vanwege Merrell-Wolffs duchtige onderzoekersgeest zijn zinnetjes als: “Eigenlijk is wie Nirvana heeft bereikt, een goddelijk in plaats van een menselijk wezen” erg jammer. Ontwaken en Realisatie zijn menselijke mogelijkheden: suggesties van ‘goddelijkheid’ genereren weer zwemen waar we onderhand zonder kunnen. Was hij zijn kapiteinsopmerking vergeten?
Mooi is weer wel de uiteenzetting over het stadium van Hogere Onverschilligheid, dat uitstijgt boven dat van gelukzaligheid (extase), dat ‘slechts’ gevoelsaspecten raakt, maar nog veel onopgehelderd laat. Goed is tevens dat hij het effect van een inzicht (of stadium) op het organisme onderscheidt van het inzicht zélf: wat iets IS en wat het effect ervan op iemand is, worden nogal eens gemakzuchtig door elkaar gehaald. Hij stelt ook dat een ontwikkeld mens dieper kan reiken dan een minder ontwikkeld mens, wat sommigen ‘oneerlijk’ zullen vinden. Maar ja, zijn muzikaliteit en de mate van drive gelijkelijk verdeeld?
Het boek is de noodzakelijke verheldering van deel 1. Het vergt wel complete aandacht (überhaupt de voorwaarde voor werkelijk leren en ontdekken) en motiveert hopelijk om scherper te leren kijken en denken dan de gemiddelde spiritualist wellicht gewend is.
Hans Laurentius