Fragment uit The Christian Contemplative Journey – Essays on the Path, Bernadette Roberts – Verschenen in InZicht nr 1. 2021 – Leestijd is ca. 8 minuten
De ontdekking dat de ‘ervarer’, de ‘ervaring’ en het ‘ervarene’ allemaal een en hetzelfde zijn, is misschien een van de moeilijkste, meest verborgen en onvermoede waarheden die de geest ooit kan achterhalen. Niet alleen is het moeilijk om te vatten, maar zelfs nog moeilijker om te geloven.
Het probleem met theologie – en filosofie, psychologie, en alle menselijke kennis trouwens – is dat ze nooit een onderscheid maakt tussen de menselijke ervaring VAN iets en wat dat iets feitelijk ‘op zichzelf’ is. Hier denk ik aan Kants dichotomie tussen onze empirische kennis van iets en wat dat ding werkelijk is – zijn ‘ding op zichzelf’. Deze dichotomie bagatelliseert de menselijke ervaring en kennis niet – uiteindelijk heeft God de mens gemaakt zoals hij is – maar ze erkent wel een hogere kennis, een dimensie van kennis die toekomt aan God en niet aan de mens. Hoewel de menselijke empirische kennis noodzakelijk is en van praktische waarde, geeft ze ons niet de finale waarheid of de ware natuur van de dingen die bestaan.
“De menselijke manier van weten informeert ons niet over de essentie van alles”
Terwijl onze gewone kennis ons informeert over het bestaan van de dingen – zelfs over het bestaan van een niet-veroorzaakte Oorzaak – kan ze ons niet informeren over de essentie van de dingen of wat ze op zichzelf zijn. Er is immers een verschil tussen het ‘ding op zich’ (wat iets echt is) en het ‘ding in onszelf’ – of onze ervaring ervan; de twee (de ervaring en het ‘ding op zichzelf’) zijn niet hetzelfde. Dus als wij God ervaren, is die ervaring van ons, ze behoort ons (het zelf) toe, niet aan God – zeker is ze niet Gods ervaring! Onze ervaring VAN iets, God inbegrepen, is totaal verschillend van het ‘ding op zich’.
Onze ervaring van God is niet God zoals ‘Hij is in Zichzelf’ maar ‘God zoals Hij is in onszelf’, wat betekent dat ‘God in Zichzelf’ echt kennen totaal niet-empirisch is en voorbij alle zelf.
Onthulling
De ontdekking dat de ‘ervarer’, de ‘ervaring’ en het ‘ervarene’ allemaal een en hetzelfde zijn, is misschien een van de moeilijkste, meest verborgen en onvermoede waarheden die de geest ooit kan achterhalen. Niet alleen is het moeilijk om te vatten, maar zelfs nog moeilijker om te geloven. Dus zijn we ervan overtuigd dat we God ervaren wanneer, in waarheid, ‘wat’ wij ervaren alleen ons zelf is. Dit feit is het diepste mysterie van het zelf, de laatste en finale onthulling ervan, een onthulling schokkend als geen andere. Ons dit te realiseren is in feite de grote schok van de niet-zelfgebeurtenis, een waarheid die totaal onbekend is tot het zelf verdwenen is. Tot dat moment was het zelf overtuigd dat ‘wat’ het ervoer God was – was het er zeker van dat het niet zichzelf was.
Dus de schok van de niet-zelfgebeurtenis is de ogenblikkelijke realisatie dat al onze ervaringen van God altijd al ervaringen van ons zelf waren geweest! (Ik verwijs hier niet naar een welbepaalde ervaring, maar naar jaren van gevarieerde, veelvoudige, subtiele, zelfs continue ervaringen,) Op deze onthulling volgde een gevoel dat ik heel mijn leven beetgenomen en bedrogen was geweest, opzettelijk gedupeerd door God. Maar hoe kon dat? Waarom zou God ons – ons allemaal – opzettelijk duperen in deze kwestie? Het antwoord is: God alleen is de oorzaak van deze ervaringen, Hij alleen kan ze teweegbrengen, niets en niemand anders dan God kan deze welbepaalde ervaringen geven – en zeker niet het zelf. De ervaringen waren een mysterieus aspect van de ziel geweest dat slechts voor God is voorbehouden, een aspect dat alleen door Hem is gekend en waartoe alleen Hij toegang heeft of wat alleen Hij kan raken.
Deze onthulling is in feite een merkwaardige vondst met betrekking tot de menselijke ziel. Denk aan de talloze beschrijvingen die wij hebben van de menselijke ervaringen van God doorheen de tijden – in alle religies – en ons dan te realiseren dat dit allemaal beschrijvingen waren van een mysterieus aspect van het zelf of de ziel! Wie kan dit geloven?[1]
Wat dit betekent is dat het zelf of het bewustzijn eerst en vooral de empirische basis is van de menselijke manier van weten en, op het zintuiglijke lichaam na, het medium om alles te ervaren. Omdat het zelf de limiet is van het menselijk weten, is de enige bedoeling van het niet-zelf tot de Waarheid te komen zoals die is voorbij het zelf, te komen tot het ‘ding op zich’ – God.
Dit betekent dat alle ervaringen van God, leven, zijn en energie niet God, leven, zijn en energie zijn, niet zoals ze waarlijk zijn ‘in zichzelf’. Wanneer al deze ervaringen echter ophouden of permanent wegvallen, betekent dat niet dat er geen God, zijn, leven en energie is, maar dat er niet langer enige ervaring is van deze dingen. Wat is opgehouden is niet het ‘ding op zich’, maar het ‘ding in onszelf’, d.w.z. onze ervaring ERVAN.
Voorbij het ervarene
Wat is dan de ware aard van deze ervaringen? Ze is alles wat de mens kent als het ‘zelf’, zelfs alles wat de mens niet kent als zichzelf. Dus eerst en vooral is het zelf ervaring. Het is elke menselijke ervaring die niet zuiver zintuiglijk of fysiek is.
Omdat het bestaan van iets niet afhangt van onze ervaring ervan, kunnen sommigen argumenteren dat, omdat het zelf niet langer ervaren wordt, dit niet betekent dat het niet langer bestaat. Misschien zien ze een gelijkenis met het ervaren van de afwezigheid van God zelfs al is God niet afwezig. Er is echter een groot verschil tussen de twee. Als het Ongeschapene kan God onmogelijk ophouden te bestaan, maar het zelf als een geschapen functie van de ziel kan zeker ophouden te bestaan. Alles wat geschapen is kan ‘ont-schapen’ worden, om het zo uit te drukken, terwijl dat voor het Ongeschapene niet het geval is. Dus hoewel God blijft voorbij alle zelf, zijn alle ervaringen waartoe het zelf aanleiding kan geven voor altijd weg. Houd voor ogen dat het zelf niet gewoon iets is wat we af en toe ervaren; het is altijd de ervarer, de ervaring en, wat weinigen zich realiseren, zelfs het ervarene. Over de manier waarop dit alles in zijn werk gaat heb ik elders al uitgeweid.
Het punt hier is dat het zelf of de menselijke manier van weten ons niet informeert over het ‘ding op zich’ of de ware aard of essentie van alles. Totdat het zelf weg is kennen we niet eens de eigen ware aard – ‘het ding in zichzelf’ – ervan. Dus hoewel we het lichaam en de ziel, de geest en God, het zelf en het zijn, ervaren, zijn deze ervaringen niet op de hoogte van het ‘ding op zich’. De enige bedoeling van het niet-zelf is dus aan deze beperkte zelfervaringen voorbij te gaan om het ‘ding op zich’ te kennen en niet langer het ‘ding in onszelf’. Op deze manier komen we ertoe God te kennen zoals ‘Hij in Zichzelf’ is en niet langer God zoals ‘Hij in onszelf’ is.
[1] Blijkbaar had de hindoeïstische wijze gelijk wanneer hij zei: “Gij zijt dat”, in de betekenis: jij bent je ervaring, je bent “wat” je ervaart. Om deze reden gelooft het hindoeïsme dat, wanneer je het goddelijke of de ultieme Werkelijkheid ervaart, je dat bent (“gij zijt dat”). En wat is “dat” wat je ervaart? Het is je zelf, je ware mysterieuze zelf of Atman. Wat dit betreft is het hindoeïsme absoluut correct. Het enige probleem is dat, hoewel Atman de menselijke ervaring van God (of Brahman) is, Atman niet God is zoals ‘Hij in Zichzelf’ is, maar ‘God zoals Hij in onszelf’ is, d.w.z., God zoals het zelf Hem ervaart. Om elk verkeerd begrip van ‘Gij zijt dat’ te corrigeren, of om zeker te zijn dat de mens een correcte visie heeft op deze zaak, komt het boeddhisme te voorschijn om ons te vertellen dat ‘in zichzelf’ de ultieme Realiteit niet Atman is, maar dat deze zich in plaats daarvan bevindt voorbij alle ervaringen van Atman of het Zelf. Blijkbaar had iemand de Waarheid voorbij het Zelf ontdekt, ontdekt dat het ‘ding in Zichzelf’” voorbij onze ervaringen van Atman is – de boeddhistische ‘an-atman’doctrine. Dat deze boeddhistische vondst weinig impact had op het hindoeïsme vertelt ons hoe moeilijk het is om een waarheid te verstaan, laat staan ze te accepteren. Desondanks geloof ik dat de hindoe beter geplaatst is om tot het Niet-Zelf te komen dan de boeddhist, omdat men in de loop van de tocht – we kunnen geen sporten overslaan op de spirituele ladder – eerst Atman moet realiseren om het niet-Atman of an-atman te realiseren. Dus van in het begin stellen dat er geen Atman is, is gewoon de kar voor de kar spannen – het werkt niet.
Bernadette Roberts
Fragment uit The Christian Contemplative Journey – Essays on the Path, Bernadette Roberts, Uitg. ContemplativeChristians.com