Fragmenten uit Contemplative, Autobiogaphy of the Early Years, Bernadette Roberts, ContemplativeChristians.com – Verschenen in InZicht nr 1. 2021 – Leestijd is ca. 8 minuten
In het volgende fragment beschrijft Bernadette een gesprek dat ze had met de pater die haar begeleidde toen ze zich als zeventienjarige voorbereidde op haar intrede in een karmelietenklooster.
Als ik naar de pater luisterde, scheen het me toe dat er fundamenteel twee Donkere Nachten waren, een die bestond uit periodes van langdurige droogte en dorheid onderbroken door periodes van genadevolle verademing. De andere of de ‘Grote Nacht’, een meer diepgaande, indringende staat van leegte zonder periodes van verademing – een benarde toestand die uiteindelijk culmineerde in een blijvende Unitieve Staat. Hoewel ik Johannes van het Kruis’ Donkere Nacht een jaar eerder had gelezen, en er niet veel kon mee aanvangen – in die tijd ging mijn voorkeur uit naar Elizabeth van de Triniteit – toch was ik er zeker van dat ik mij in de ergste van de Nachten bevond. Maar als ik dat aan de pater voorlegde, zei hij dat ik nog niet zo ver was. Op een bepaald moment was ik ervan overtuigd dat ik al in de ‘Grote Nacht’ was. Ik nam Johannes van het Kruis’ boek mee naar onze samenkomst en las uittreksels voor – “geen verlangens, geen gehechtheden, geen wil, geen Aanwezigheid, geen liefde, geen beelden, geen vormen, etc.” – en dan daagde ik hem uit om aan te tonen dat ik nog niet in deze Nacht was. Hij schudde zijn hoofd en zweeg. “Als het dit niet is,” vroeg ik, “vertel me dan hoe het is, hoe kan iets nog erger zijn dan dit?” Hij wou me niets zeggen over zijn eigen ervaringen omdat, zo zei hij, het voor iedereen anders was. Op de een of andere manier dacht ik dat me een vreselijke tijd te wachten stond.
Temmen
Om mij wat op mijn gemak te stellen vertelde hij dat voor elke ziel de Grote Nacht cruciaal was, omdat de diepten waarin een mens zinkt recht evenredig is met de hoogten die hij bereikt, wat hij vergeleek met het stuiteren van een bal: hoe dieper hij valt, hoe hoger hij stijgt. De pater dacht dat het een kwestie was van het vermogen van de ziel en dat hoe onverzettelijker de ziel was, hoe groter haar vermogen, en om deze reden is het belangrijk om ‘door te bijten’. “Een jong poesje temmen is niets,” zei hij, “maar er is een goede ruiter en trainer nodig om een krachtig paard te breken zodat ze als één kunnen rijden, waarbij de ene de kracht de andere versterkt.” Hij werkte deze analogie verder uit.
“Eerst sluit de trainer vriendschap met het paard en dan begint het echte africhtwerk. Het paard rebelleert en stribbelt tegen en wil vrij rondlopen. Veel mensen, als ze in de buurt van de Donkere Nacht komen, doen precies dat. Ze lopen weg, zoeken afleiding of de affectie van andere mensen, lopen van de ene biechtvader naar de andere, laten het gebed, overweldigd door zelfhaat worden ze extreem ascetisch, of ze worden paranoïde en denken dat de mensen uit hun omgeving hen voortdurend lastig vallen. We kunnen honderden dingen doen om de Donkere Nacht te ontwijken, en zodoende missen we de grootste kans die God ons ooit in ons leven heeft gegeven.”
Ik: Maar wie echt houdt van God kan dit alles toch zeker aan en loopt niet weg.
Pater: In de Donkere Nacht is er geen liefde behalve deze onverzettelijkheid.
Ik: Denk je dat ik van het slag ben dat wegloopt?
Pater: Ik wil dat je niet eens wegkijkt. Kijk niet eens achterom! De mens moet ten volle zijn eigen nietigheid onder ogen zien alvorens hij kan zien wat God echt is.
Ik: Wat moet ik dan nu doen met al die walgelijke dorheid?
Pater: (Leunde naar voren en zei met nadruk) Gewoon blijven zitten en het accepteren! En daarna vraag je om meer van hetzelfde! Daarnaast heb je de regel – leef hem na.
Ik: Het probleem is ‘hoe’ daar te blijven zitten.
Pater: Vergeet niet dat alleen de wil het grote vermogen van de liefde is; dus je vastberaden wil om daar te zitten is een daad van liefde. Onderdruk de afleidingen – goede, slechte of onverschillige – niet. Ze allemaal negeren, er niet in verstrikt geraken vraagt moed, onverzettelijkheid en overgave.
Doorbijten of opgeven
Volgens zijn visie was de opstandigheid en de verstoring van innerlijke vrede die ik soms ervoer te wijten aan een diepgewortelde onwil om direct mijn eigen niets-zijn onder ogen te zien. Eens zei hij het volgende.
“Weten dat je niets bent is erg verschillend van niets zijn!”
Pater: Er zal een tijd komen dat ik er niet zal zijn om je te helpen, maar vergeet niet, er komt een moment in het leven van iedereen dat hij of zij absoluut alleen moet staan en direct de eigen misère en nietsheid moet aandurven.
Ik: Dus ik ben niets, en dan? Ik weet dat al.
Pater: Weten dat je niets bent is erg verschillend van niets zijn!
Ik begreep dat niet, maar het klonk onheilspellend. Maar ik begreep écht zijn doorbijtprogramma; volgens mijn visie was dit de enige weg. Als er een andere keuze was, dan was ik die nooit tegengekomen; het was ofwel doorbijten ofwel opgeven. Zonder twijfel voelde ik dat mijn geduld, zielsrust en generositeit ten aanzien van God werden uitgerekt zelfs voorbij de grenzen die ik dacht te hebben. Bij dit alles verzekerde de pater me echter dat alles op koers lag en dat ik ondanks alles op het juiste spoor zat.[..]
Teleurstelling
Een laatste ding over de pater. Al bijna bij onze eerste ontmoeting merkte ik iets waarop ik nooit vat kreeg. Ik trof in hem een zekere zweem aan van wat ik dacht dat droefheid was, een zweem van ontgoocheling, alsof een of andere verwachting nooit werd ingelost of nog wachtte op vervulling. Maar tegelijkertijd was ik diep onder de indruk van zijn nederigheid – wat de heilige Teresa omschreef als ‘de waarheid’ – en ik was nooit zeker of wat ik in hem bespeurde ontgoocheling was of nederigheid, alle twee of geen van beide. Zeker gedroeg hij zich nooit droevig of alsof hij iets miste, en hij zei nooit iets wat daarop wees. Neen, het had enkel wat te maken met zijn visie op zichzelf, en, misschien, op zijn eigen spirituele status – gewoon mijn eigen indruk. Ik wist met zekerheid dat hij door de Grote Nacht heen was gegaan, maar behalve dit wist ik niets. Op een bepaald ogenblik dacht ik dat God hem beroofd had van de vreugden van de unitieve staat – het resultaat van de Grote Nacht. Dat was nu net iets voor God om zoiets te doen, en misschien was het dit dat hem zo nederig en een beetje droevig maakte, maar ik wist het echt niet.
Verder op het pad begreep ik echter perfect wat er met de pater aan de hand was. Ik zeg het niet graag, maar de unitieve staat is helemaal niet waar men hem voor wil doen doorgaan. In het begin is alles wonderlijk en spectaculair, maar als men hem jaren geleefd heeft is de unitieve staat gewoon onze dagelijkse realiteit, namelijk, die van een volwassen, evenwichtig menselijk wezen, een altijd Aanwezige genade, dat is zeker, maar onspectaculair en niet glorieus. Terugblikkend op de vurigheid en de buitengewone genaden van ons begin, het mystieke transformatieproces, is de rijpe unitieve staat in vergelijking een teleurstelling; hij kan zelfs op sleur lijken vergeleken met wat er nodig was om daar te geraken. Dus eens dat deze staat volledig geïntegreerd is in het dagelijkse leven, zijn we verbaasd dat hij zo onspectaculair is en niet zoals de heiligen hem in hun aanvankelijk enthousiasme hadden voorgesteld. De gebruikelijke taal om deze staat te beschrijven is die van iemand die er pas is aangekomen, en diens visie is altijd vergelijkend of met betrekking tot hun vorige staat – namelijk, de nachten. Nergens wordt ons verteld hoe die staat eruitziet 20, 30 of 40 jaar verder; daar bestaat absoluut geen literatuur over. Het gevolg daarvan is dat we de indruk krijgen dat er niet verder moet worden gegaan en dat de unitieve staat een soort hemel op aarde is. De beginneling uit deze droom helpen kan hem echter alleen maar ontmoedigen. Tegelijkertijd zou het een grote fout zijn deze staat te onderschatten. Hij is immers Gods eigen handeling en de ware staat van de mens hier op aarde; niets is van grotere waarde dan dit leven in eenheid met God te leven.
Bernadette Roberts
Fragmenten uit Contemplative, Autobiogaphy of the Early Years, Bernadette Roberts, ContemplativeChristians.com