Een eindeloos cadeau
Han van den Boogaard
M ark en Jacob zitten naast elkaar op een bankje. Tussen twee duinen door is nog net een stukje strand zichtbaar. De twee mannen hebben alleen elkaars gezelschap. Er wordt niet veel gezegd, maar af en toe delen ze hun gedachten met elkaar. Die gedachten lijken zachtjes en bescheiden uit de lucht te komen vallen, als herfstbladeren. Tijd en plaats lijken op de een of andere manier volmaakt. Volmaakt voor het breken van de laatste strohalm, voor het oplossen van de laatste vraag. In de verte zeilt een havik langzaam door de lucht, in almaar kleiner wordende cirkels.
Heerlijk hè … de zon, de wind, het uitzicht ………………
……………………………………………………………..
Ik bedoel, het is zo mooi hier.
……………………………………………………..
Het lijkt wel of alleen wij maar bestaan. En de zee. Verder niets.
……………………………………………………………
En de lucht natuurlijk. De onmetelijkheid ervan …….. Maar sommige dingen …… Laatst las ik een brief van een vrouw aan haar vader, hoezeer ze hem miste. Het ontroerde me. Haar levensverhaal in een paar woorden. Het was zo droevig. Ze leek zo alleen.
Het is maar een verhaal, Mark.
Ja, dat realiseerde ik me ook toen ik die brief las. Alleen maar een verhaal van een vrouw met verdriet.
Een klein stukje van het grote verhaal in het boek van de wereld. Er staan miljoenen verhalen in dat boek, maar als er een bladzijde wordt omgeslagen, verdwijnt het verhaal. Toch staat ieder verhaal erin.
En jouw verhaal, Jacob? Is dat er ook nog?
Als je het boek opendoet, staat er een verhaal, ja.
Wil je het me vertellen?
Een lange stilte. De havik is verdwenen, de lucht warmt langzaam op. Het geluid van zeevogels die overvliegen. De wind is even gaan liggen. Het landschap is zo groot dat ieder verhaal erin zou passen. Een oorlogsverhaal, een liefdesverhaal, een verhaal over leven en dood.
Ik zou je een verhaal over de oorlog kunnen vertellen. Dat was een donkere tijd.
Natuurlijk. Al het geweld dat plaatsvond, de moordpartijen, de onmenselijkheid ervan.
Wat ik bedoel is dat ik tijdens de oorlog ergens zat waar het donker was. Pikkedonker. De meeste tijd kon ik geen hand voor ogen zien. Ik zat opgesloten in een kelder toen de Duitsers hier waren. Ik kwam pas na jaren weer vrij. Een paar geallieerde soldaten hebben me uiteindelijk gevonden.
Wat verschrikkelijk, Jacob. Waarom sloten ze je op?
Ze dachten dat ik een paar krijgsgevangenen had helpen ontsnappen.
Was dat ook zo?
Nee. De Duitsers hebben me een week lang gemarteld, maar ik bleef zeggen dat ik het niet was geweest. Ik leefde amper nog toen ze me opsloten.
En daar hielden ze je jarenlang gevangen? In een donkere kelder?
Ja.
Hoe heb je dat overleefd? Zaten er nog andere gevangenen bij je?
Nee. Eén keer per dag kwam iemand brood en water brengen. Dat was alles.
Maar hoe … hoe heb je daar dan je verstand bij elkaar weten te houden?
Dat lukte ook niet. Ik werd gek. Dat kon ook niet anders. Ik hoorde allemaal stemmen in mijn hoofd, ik had het de hele dag koud, ik had honger, ik was eenzaam. Ik wist niet hoe ik mezelf in leven moest houden, maar ik ging niet dood. Ik hoopte dat ik zou sterven, maar dat gebeurde gewoon niet. Toen werden al die stemmen één stem. Ik dacht dat het de stem van God was, dat Hij rechtstreeks tot me sprak. Ik wilde Hem heel graag ontmoeten tijdens mijn leven, of na mijn dood. Op een keer zag ik een licht en voelde ik mezelf volledig verdwijnen. Maar God vond ik niet. Het speelde zich allemaal in mijn hoofd af. Ik hoorde allerlei geluiden en stemmen die niet echt waren. Dat is wat eenzame opsluiting met je doet.
Je werd gek.
Ja. Maar ik was me daar bewust van. Op de een of andere manier wist ik dat ik gek aan het worden was en dat ik er iets aan moest doen. Ik begon te dagdromen, om zo mijn hoofd op orde te krijgen.
Waar gingen die dagdromen dan over?
Ik maakte een landkaart in mijn hoofd van mijn dorp, en een stamboom van mijn hele familie; van alle mensen die ik kende en van de mensen die zij weer kenden. Maar die strijd verloor ik. Ik voelde me te ellendig om dat heel lang vol te houden. Vervolgens probeerde ik zoveel mogelijk te slapen. Ik gaf er de voorkeur aan om in mijn dromen te leven.
Om je echte leven in die kelder te vergeten.
Ja. Dat leven was een totale nachtmerrie geworden. Een nachtmerrie die zich elke dag bleef herhalen.
Uiteindelijk leefde je dus in je dromen.
Ja.
Ik vraag me af of dat kan … in je dromen leven.
Dat kan. Dat is in feite wat alle mensen doen. Alleen beseffen ze dat niet.
Hoe bedoel je?
Er is geen verschil tussen wat je ’s nachts droomt en wat er overdag gebeurt. Ik noem het droom één en droom twee. Het zijn gewoon manifestaties van dezelfde droomactiviteit. Toen ik uit die kelder kwam, had ik het gevoel dat ik van de ene droom in de andere terechtkwam. En in de loop der jaren heb ik gemerkt dat dat ieders ervaring is, ook al is men zich daar niet van bewust. Kijk, je geest kan maar één ding, en dat is dromen. Dat dromen gaat zelfs door als je wakker bent. Je droomt vierentwintig uur per dag. Eigenlijk slaap je dus de hele dag door, zelfs als je druk bent met van alles. Jij en alle mensen om je heen denken dan dat je wakker bent. Maar diep van binnen gaat het dromen gewoon door.
Het is net als met de sterren. Overdag zie je geen sterren aan de hemel staan. Natuurlijk zijn ze daar wel. Waar zouden ze anders moeten zijn? Maar door het licht van de zon kun je ze niet zien. Ze worden erdoor overspoeld, waardoor ze onzichtbaar worden. Maar als je in een diepe put afdaalt, een heel diepe put – laten we zeggen zeventig meter onder de grond – dan kun je vandaar af de sterren zien, ook overdag. De duisternis in de put maakt ze weer zichtbaar. Licht heeft duisternis nodig om zichtbaar te zijn.
“Als een toeschouwer die naar een voorstelling kijkt”
Dat is nog nooit in me opgekomen.
Met dromen is het hetzelfde. Overdag zijn ze er ook, maar alleen als het donker is, als je slaapt, lijkt het een droom. In werkelijkheid droom je de hele tijd. Alleen als die continuïteit onderbroken wordt, kun je de werkelijkheid vinden die achter al dat dromen ligt, die al dat dromen draagt. Die werkelijkheid bevindt zich niet ergens heel ver weg, op een plek waar je naar moet zoeken. Hij is altijd daar waar jij bent. Maar om je er bewust van te worden, moet je stoppen met dromen. Alles wat je geest je vertelt, maakt deel uit van de droom. Begrijp je wat ik bedoel?
Hoe zit het dan met herinneringen, Jacob? Maken die ook deel uit van het dromen?
Ja. Net als denken is herinneren een doorlopende scheppingsdaad. Gedachten, dromen, herinneringen, ze bestaan allemaal uit hetzelfde denkbeeldige weefsel.
Dus we dromen dit? Nu?
Dat hangt ervan af.
Waarvan af?
Of je de droom gelooft of niet. Je kunt wakker worden terwijl je droomt. Dan weet je dat de droom niet echt is. Dat het maar een droom is. Dan ben je eruit, ook al gaat de droom nog gewoon door.
En de droom zelf verandert daar niet door?
Nee. En toch verandert dan alles.
Dat snap ik niet.
Als je de droom gelooft, heb je het gevoel dat jij het bent die tegen mensen praat, rondloopt, in moeilijkheden komt, iets fout doet. Maar als je wakker wordt tijdens de droom weet je dat jij dat niet bent.
Dat snap ik. Maar wat voor verschil maakt dat?
Je voelt je niet schuldig meer over wat de hoofdpersoon in de droom allemaal verkeerd doet. Je hebt dan geen spijt meer, geen wroeging meer, je voelt geen haat meer en al die andere dingen die je leven zo moeilijk maken. Je bent dan vrij.
Vrij waarvan?
Van schuld, spijt. Je blijft alles ervaren wat zich in de droom voordoet. Die is en blijft volkomen zijn eigen gang gaan en ontvouwt zich zoals hij zich ontvouwt, maar jij ervaart dat alles alleen maar. Je betrekt niets meer op jezelf als persoon. Je ziet dat die persoon slechts een door de droom gecreëerde illusie is. Net als de rest van de droom.
Als een toeschouwer die naar een voorstelling kijkt.
Als een kind dat een eindeloos cadeau uitpakt.
Han van den Boogaard (1956) is psycholoog, schrijver en vertaler. Hij schreef een zestal boeken, waaronder Sprekende stilte, Herinneringen aan het Nu (uitgeverij Juwelenschip) en Zen en de kunst van het kijken (uitgeverij Samsara Books). Herinneringen aan het nu werd ook in het Engels uitgegeven onder de titel Memories of Now (uitgeverij Non-duality Press). Hij was tien jaar eindredacteur van InZicht en vertaalde meer dan twintig boeken over non-dualiteit, o.a. van Tony Parsons, Jeff Foster en Rupert Spira. Han is jarenlang werkzaam geweest als psycholoog/behandelaar in het Centrum voor Doofblinden in Beek-Ubbergen, maar zag zich vanwege gezondheidsproblemen gedwongen met zijn werk te stoppen. Incidenteel geeft hij lezingen over non-dualiteit. Dit fragment is afkomstig uit het nieuwe boek van Han, dat op 1 december a.s. zal verschijnen bij uitgeverij Panta Rhei onder de titel Verdwenen leven – De zoektocht van een dromer.