Column Unmani – Verschenen in InZicht nr 4, 2018 – Leestijd is ca. 4 minuten
We willen allemaal eeuwig leven – zolang we ons maar eeuwig goed kunnen blijven voelen. Maar wat we ook doen, het lichaam zal ooit uit elkaar vallen en sterven. We verspillen heel veel energie aan de hoop het lichaam nog te kunnen repareren, maar het blijft weerstand bieden aan al onze inspanningen. We zijn allemaal aan het sterven, of dat nu langzaam gaat en jaren duurt, snel gaat door een ziekte of om de een of andere reden plotseling gebeurt. De tijd verstrijkt en op een dag zal het allemaal voorbij zijn. Op het moment van sterven hebben we geen andere keus dan de werkelijkheid onder ogen te zien dat iedere hoop op onsterfelijkheid of controle altijd alleen maar een illusie is geweest.
Dat doet me denken aan een van de liedjes van mijn echtgenoot Robert, ‘The Last Day’, dat hij nota bene zat te spelen toen hij de hartaanval kreeg die hem fataal is geworden. De woorden zijn heel indringend: “Op de dag dat het lichaam sterft is er geen ruimte meer voor illusies of leugens. Er valt niets meer te ontkennen als het tijd is om mijn ogen te sluiten. Dan is het tijd om alles terug te geven wat ik geleend heb. Niets is meer van mij als er geen volgende dag meer is.”
We zijn ons hele leven bezig met die illusies, met bezittingen en succes vergaren, maar op de dag dat het lichaam sterft moeten we het allemaal weer teruggeven. Het kost zoveel energie om het allemaal onder controle te houden. Als het lichaam het uiteindelijk opgeeft is dat het ultieme controleverlies. Dat is vaak waar we zo bang voor zijn als we denken aan onze toekomstige dood. Het is de volledige overgave aan het onbekende, het loslaten van alles wat we denken te zijn, het loslaten van dat ‘ik’ dat ogenschijnlijk een leven heeft geleden.
We willen onze dood meestal niet onder ogen zien als we nog gezond en sterk zijn, want daar zouden we moedeloos en bang door kunnen worden. Maar het kan allemaal zo snel veranderen, en dan zul je gedwongen zijn je ertoe te verhouden. Voel en erken je gevoelens over je eigen dood, rustig en sensitief, nu je nog emotioneel en lichamelijk sterk bent, zodat je niet op het laatste moment wanhopig de controle probeert te houden terwijl het leven je ontglipt. We moeten de dood allemaal onder ogen zien. Een andere mogelijkheid is er niet. Word je er dus nu al bewust van.
Toen ik Robert nog niet zo lang geleden vasthield terwijl hij stierf, drong dat pas echt goed tot me door. Robert had de dood tijdens zijn leven onder ogen gezien, en zijn angst en verdriet met betrekking tot de dood. Dat had tot gevolg dat zijn stemming goed was in zijn laatste minuten. Hij was rustig en luchtig en maakte grapjes, ook al had hij veel pijn. Hij wist dat wie hij werkelijk is niet sterft en zich niet beperkt tot dat kapotte lichaam. Sterker nog, dat lichaam was een last geworden die hij moest dragen, dus verwelkomde hij zelfs de laatste rust van de dood.
Wat ik zo mooi vond aan het meemaken van Roberts dood was dat ik me erg bewust werd van de dunne scheidslijn tussen leven en dood. Hier en niet-hier liggen zo dicht bij elkaar. En buiten dat verandert er eigenlijk helemaal niets. Het feit dat zowel Robert als ik ons al bewust waren van die waarheid in ons leven samen betekent dat de essentie van onze relatie onveranderd is gebleven. De denkgeest kan dit onmogelijk bevatten omdat er niets en niemand meer is die het zou kunnen bevatten. Voorbij het denken echter was Robert, zelfs toen hij nog leefde, net als wij allemaal, die essentie die buiten de dood valt. Zelfs als levende wezens met gevoelens zijn we, buiten dat hele spel van in leven zijn, altijd de dood zelf. Dat is verbijsterend, en toch ook heel eenvoudig. Het is niet te bevatten, en toch ook heel duidelijk. Het is verwarrend, en toch ook de enige helderheid waarover we beschikken.