De parelketting van je persoonlijke geschiedenis
Jan-Willem van den Braak
Bij toeval kreeg ik begin 2019 een boek van Karl Renz in handen en was direct zeer geïntrigeerd door zijn ultradirecte en concessieloze benadering. Zo woonde ik in mei een weekend van gesprekken met hem bij in Berlijn, waaruit weer het idee van de eerste vertaling in het Nederlands van een boek van hem voortkwam. Er zijn al veel van Renz’ boeken in andere taalgebieden verschenen, altijd als weergave van gesprekken.
Karl Renz is nog een grotendeels onbekende in ons taalgebied. Hij werd in 1953 geboren in West-Duitsland in een boerenfamilie. Van 1980 tot 2000 woonde en werkte hij als kunstenaar in Berlijn, terwijl hij tegelijkertijd intensief onderzoek deed naar de Werkelijkheid, zonder begeleiding van een persoonlijke leermeester – totdat zich aan hem het ‘goddelijk ongeluk’ voltrok, het ‘tijdloze kleine aha’, zoals hij het zelf noemt. Sindsdien houdt hij overal op de wereld ‘Zelfgesprekken’, gesprekken van het Zelf dat hier spreekt en daar luistert, zoals hij het wel omschrijft.
Daarbij refereert hij regelmatig aan uitspraken van met name Nisargadatta en Ramana, zonder dat hij zich daarbij afficheert als advaita-leraar of wat ook, benadrukkend dat iedere lering met leraar er ‘weer een te veel is’, omdat de Werkelijkheid (het Zelf, het Absolute) nu eenmaal niet te vangen is. In alle gesprekken stoot hij direct door naar het illusoire karakter van alle ervaringen, met het ik als de primaire illusie, welke alle niet meer zijn dan vluchtige schaduwen op Dat wat je niet niet kunt zijn, zoals zijn misschien wel grootste uitspraak luidt.
Hieronder twee fragmenten uit deze vertaling met een korte toelichting.
Eerst het hoofdstukje met als titel ‘De parelketting van je persoonlijke geschiedenis‘. De titel verwijst naar het ik-verschijnsel (object), dat zich een subject waant en uit alles wat het beleeft een persoonlijke geschiedenis breit (his-story, zegt hij vaak), als een lange parelketting.
V: Hoewel ik eerder zonder succes van alles geprobeerd heb om ervan af te komen, is nu ineens een soort hardnekkige spanning van me afgevallen. Ik heb er nu niets voor gedaan en hij is ineens weg. Hoe kan dat nu? Komt dat, omdat ik losgelaten heb of omdat ik eerst zo mijn best heb gedaan?
A: Alles wat losgelaten of vastgehouden werd, alles wat wel of niet gedaan werd, heeft daartoe bijgedragen. Iedere stap is de juiste stap naar dit ene punt. Maar tegelijkertijd heb jij over geen enkele stap kunnen beslissen. Iedere stap was het gevolg van een oneindige, onderlinge relatie, waarbij alles door elkaar werd bepaald. Ieder moment is een parel in een oneindige hoeveelheid parels, waarbij elke parel afhankelijk is van de andere.
V: Een parelketting.
A: Dat wordt dan weer een persoonlijk verhaal. Is het verleden echt van belang voor de toekomst? Of is het alleen maar onderling verbonden, waarbij alles tegelijkertijd aanwezig is, zonder komen en gaan?
Het is een snoer van individuele parels, waarbij enkele parels worden uitgekozen en een voor een aan elkaar worden geknoopt als persoonlijke momenten. Dat hang je dan om je hals en noem je ‘mijn ketting, mijn verhaal, mijn verleden, mijn toekomst, mijn leven’. Zo’n ketting is erg zwaar om te dragen! Voor het ik zelfs niet te dragen. Daarom frunnikt het er de hele tijd mee om hem mooier of verfijnder te maken, om hem meer te laten blinken of juist om hem minder opvallend te maken.
V: Totdat ik hem eindelijk heb afgerukt.
A: Voor het ik is het onmogelijk om hem af te doen. Het kan hem niet loslaten, want de ketting is er, omdat het ik er is. En het ik is er alleen maar, omdat de ketting er is. Het een kan niet zonder het ander.
V: Dan is er maar één oplossing: dat ze allebei gelijktijdig verdwijnen!
A: De enige mogelijkheid is inzien dat ze geen van beide ooit hebben bestaan, het ik noch de ketting.
V: Bedoel je dat er geen persoonlijke geschiedenis bestaat? Geen opeenvolging van momenten?
A: Dat wat je bent, is zonder gevolg en zonder voorwaarde. Het valt niet op te delen in momenten. Het maakt nergens deel van uit en het gaat altijd aan alles vooraf.
V: Het is ook niet de parelberg?
A: Het gaat daaraan vooraf. En het verkneukelt zich als je erover uitglijdt.
En dan een tweede passage, naar aanleiding van vragen over zijn ontwaken. Hij maakt daarbij scherp onderscheid tussen verschuivingen binnen het bewustzijn (ik-bewustzijn, kosmisch bewustzijn, gewaarzijn) en Dat, wat je niet niet kunt zijn, dat zich in deze tijdelijke, droomachtige staten ontvouwt (hij ontleent dit aan Ramana). Vanuit dat absolute ‘gezichtspunt’ zijn geen van die staten hoger of lager, zoals veel zoekers veronderstellen. Een eyeopener van klasse.
“Dat wat je niet niet kunt zijn”
A: Als ik al over iets definitiefs zou kunnen spreken, dan gebeurde dat een jaar of acht, tien later bij de berg Arunachala, het licht van Shiva. Tot dan toe was ik nog steeds in gewaarzijn, waar ik mijn thuis van had gemaakt. Wat er bij Arunachala gebeurde, was veel subtieler, meer een inzien dat zelfs licht enkel een gewaarwording is en dat je dat bent wat aan licht voorafgaat, in de grot van het hart. Het was niet eens een ontwaken, eerder een simpel ‘aha’. Tot dan toe was alles een spectaculair energetisch vuurwerk, maar dit ‘aha’, veel wezenlijker en onomkeerbaar, veroorzaakte geen enkele lichamelijke reactie. Tot dan toe kon het nog steeds persoonlijk genomen worden, maar van toen af aan was dat onmogelijk.
Ik had in dit licht kunnen blijven steken en dan was ik een leraar van het licht geworden (in feite was ik dat tot dan toe ook), die gezegd zou hebben: ‘Je moet ontwaken en het licht zijn; wanneer je die doorbraak beleeft, ervaar je harmonie, omdat er alleen nog maar eenheid is met alles.’ Maar voor mij is dit ‘aha’ veel wezenlijker, aha! (…)
V: Je hebt het acht jaar lang geloofd, maar toch bleek het nog steeds enkel een bepaalde episode te zijn.
A: Ja, het gebeurde per ongeluk en het bleek heel comfortabel te zijn. Het is niet noodzakelijkerwijze iets wat gebeurt, maar eerder iets waar je over struikelt.
V: Het laatste tapijt… Ook Nisargadatta heeft gezegd dat we gewaarzijn moeten overstijgen.
A: Ja, in zijn book ‘I Am That’ verwijst hij naar dit ‘Ik ben’, naar gewaarzijn, maar later zegt hij: ‘Vergeet het.’ Ik deed hetzelfde. Eerst vertelde ik acht of tien jaar: ‘O, ja, dit is!’ en daarna ‘Vergeet het! Je raakt verblind door het licht en je bent er je niet eens van bewust.
“De overzijde waar er geen leraar en leerling meer zijn”
V: Hoe dan ook,we kunnen niet ontkomen aan wat we zijn.
A: Je kunt noch ontsnappen, noch niet ontsnappen. Het is niet iets bijzonders, ik zou zeggen: eerder het tegenovergestelde. Tot dit subtiele ‘aha’ speelden altijd de reacties van anderen, omdat ik net een rondwandelende shakti was en ook met die shakti speelde. Daarom zeg ik dat er nog steeds een controleur was, zij het misschien heel subtiel. Er viel nog altijd voordeel uit te halen, dus was het iets speciaals.
De laatste goeroe, die we de Satgoeroe noemen, is de goeroe met wie je verdwijnt. Hij neemt je mee naar de overzijde, waar er geen leraar en leerling meer zijn. En wanneer dit gebeurt, is het omdat het deel uitmaakt van het plan, ondanks alles wat je gedaan of niet gedaan hebt. Wat je ook doet of niet doet, maakt immers deel uit van het plan. Het is dus onvermijdelijk. Als het moet gebeuren, zal het ook gebeuren. Anders is het onmogelijk, ook al wil je het koste wat kost. Je moet dus zijn wat je bent, ook zonder dat. Beter niet te lang wachten, want dit alles is maar een droom, zelfs wat ik net zei over dit subtiele ‘aha’*.