De Halfbakken Pot
Ramana Maharshi
Iedereen die rond Sri Bhagavan Ramana leefde wist dat hij een meesterlijk verteller was en dat hij geregeld verhalen vertelde om iets te verduidelijken. Gebeurtenissen uit het leven van wijsgeren of heiligen of traditionele spirituele verhalen kon hij heel beeldend vertellen. Eigenlijk acteerde hij het verhaal alsof het daadwerkelijk gebeurde, tot groot genoegen van zijn luisteraars. Als een verhaal bijzonder ontroerend was, stroomden de tranen uit zijn ogen. Toen een van zijn toegewijden daar eens een opmerking over maakte, antwoordde hij: “Wat te doen? Ik identificeer mijzelf met wie er ook voor me is. Ik heb geen afgescheiden identiteit. Ik ben universeel.” Hier volgt een van Ramana’s verhalen.
Vitthala, een Indiase godheid, zag dat Namdev de Ultieme Waarheid nog niet gerealiseerd had en wilde hem verder onderrichten. Toen Namdev en Jnaneswar terugkwamen van een pelgrimstocht gaf Gora Kumbhar, de plaatselijke pottenbakker, een groot feest voor alle heiligen. Onder de gasten waren ook Jnaneswar en Namdev. Op het feest zei Jnaneswar (wat hij heimelijk had afgesproken met Gora) met luide stem tegen Gora: “Jij bent pottenbakker en test dagelijks je potten uit om te zien welke naar behoren gebakken zijn en welke niet. Deze potten voor je (hij wees op de heiligen) zijn de potten van Brahma. Kijk eens welke goed klinken en welke niet.”
Gora antwoordde: “Ja, Swami, dat zal ik doen.” Hij pakte de stok die hij altijd gebruikte om op zijn potten te tikken en hun klank te testen. Met de stok boven zijn hoofd ging hij naar elke gast en tikte ze op het hoofd zoals hij met zijn potten deed. Iedereen onderwierp zich nederig aan de tikken. Maar toen Gora naar Namdev liep, riep deze uit: “Hé pottenbakker, wie denk je wel dat je bent om zomaar op mijn hoofd te mogen tikken?” Daarop zei Gora tegen Jnaneswar: “Swami, alle potten zijn goed gebakken alleen deze hier is halfbakken,” waarop alle gasten in lachen uitbarstten.
Namdev voelde zich diep vernederd en rende naar Vitthala (die hij dagelijks aanbad en met wie hij op zeer intieme voet stond). Hij klaagde over de vernedering die hem, nota bene de meest fervente aanbidder en metgezel van Vitthala, overkomen was. Vitthala, (die dit natuurlijk allemaal al wist) deed net alsof hij helemaal met Namdev meeleefde en vroeg naar alle details van wat er gebeurd was. Nadat hij alles gehoord had, zei hij: “Waarom heb je je niet stil gehouden en je onderworpen aan de stok net als alle anderen? Dat is waarom je nu in moeilijkheden bent.” Daarop klaagde Namdev nog luider en riep: “Jij heult ook al samen met iedereen en wilt me ook vernederen. Waarom zou ik me moeten onderwerpen net als de anderen? Ben ik niet je allerbeste vriend, je kind?” Vitthala antwoordde: “Je hebt de waarheid niet volledig begrepen en zelfs als ik het je vertel, zou je het nog niet begrijpen. Ga naar de heilige die leeft in de tempelruïne in het grote woud. Hij zal je verlichting geven.”
Namdev ging daarheen. Hij vond een oude onopvallende man die in een hoek van de tempel met zijn voeten op een sivalingam lag te slapen. Namdev kon amper geloven dat dit de man moest zijn van wie hij – de intiemste vriend van Vitthala – verlichting zou krijgen. Maar omdat er verder niemand anders aanwezig was, ging hij naar hem toe en klapte in zijn handen. De oude man schrok wakker en toen hij Namdev zag, zei hij: “O, jij bent Namdev die door Vitthala hierheen gestuurd is. Kom!” Namdev was verbluft en dacht: “Dit moet een groot man zijn.” Maar hij vond het nog steeds ongehoord dat iemand, groots of niet, zijn voeten op een lingam legde. Hij zei tegen de man: “Je lijkt me een groot man, maar het is bijzonder ongepast om je voeten op een lingam te leggen!” De oude man antwoordde: “Oh, liggen mijn voeten op een lingam? Waar is die dan? Leg mijn voeten alsjeblieft ergens anders neer.” Namdev nam zijn voeten en legde ze op verschillende plekken neer. Waar hij ze ook liet rusten, steeds was er weer een sivalingam. Uiteindelijk legde hij de oude mans voeten in zijn eigen schoot en werd hij zelf een sivalingam! Toen realiseerde hij zich de waarheid en de oude man zei: “Nu kun je terug naar huis.”
Waar is de plaats waar je niet bent?
Na dit uiteindelijke inzicht keerde Namdev terug. Een paar dagen lang ging hij niet naar de tempel van Vitthala, alhoewel het eerst zijn gewoonte was geweest om de godheid niet alleen elke dag te bezoeken, maar ook de meeste tijd met hem door te brengen. Dus ging Vitthala na een paar dagen naar het huis van Namdev en informeerde argeloos of deze hem soms vergeten was. Namdev antwoordde: “Mij kun je niet meer voor de gek houden. Ik weet het nu. Waar is de plaats waar je niet bent? Moet ik soms naar de tempel om bij je te zijn? Besta ik soms apart van jou?” Vitthala antwoordde: “Nu ken je de waarheid. Daarom moest ik je wegsturen voor deze laatste les.”