Ben ik goed genoeg?
Henk Remmerswaal
Alleen wanneer je inziet dat deze vraag door het denken per definitie in leven wordt gehouden, no matter what, kun je ontsnappen aan de frustrerende en uitputtende werking van datzelfde denken.
The more you think, the more you sink.
– Joan Tollifson
Heel veel menselijk gedrag komt voort uit wantrouwen, uit twijfel, uit onzekerheid, uit frustratie en uit angst. In een wereld waarin ik denk zus of zo te moeten zijn, liggen deze emoties voortdurend op de loer. En de tragiek schuilt hem in het feit dat de hieraan ten grondslag liggende vraag er eigenlijk altijd is. Dat wil zeggen, fluisterend of schreeuwend en ongeacht de resultaten van ons gedrag. Bij falen wordt de onzekerheid uiteraard gevoed en bevestigd: “Zie je wel?” Maar ook in geval van succes wordt het wantrouwen hooguit tijdelijk gedempt maar nooit helemaal gewist: “Ja, dat zegt-ie nou wel, maar …” Laten we eens kijken of de centrale lijdensvraag in het menselijk bestaan enige grond van waarheid heeft: Ben ik (wel/niet) goed genoeg?
Mentaal perpetuum mobile
Zoals zo vaak, geldt ook hier dat het stellen van de vraag het antwoord in zich heeft. Dus ja, eigenlijk weten we het antwoord op deze vraag al. En ergens weten we ook dat het antwoord ontkennend is. En jawel, ik ben me er heus van bewust dat het nuttig kan zijn mensen in een bepaalde levensfase of bij indringende somberte moed in te spreken of hun zelfvertrouwen een mentale opkikker te geven. “Ik ben oké, jij bent oké.” Maar als puntje bij paaltje komt is het antwoord: Nee, ik ben niet goed genoeg. Pardon? Ja, je leest het goed. Als je op zoek bent naar waarheid en (een begin van) vrijheid wilt ervaren, is de weg niet geplaveid met positieve gedachten, ondersteunende mantra’s of krachtige affirmaties, maar loopt die weg dood tegen een muur waarop met grote letters staat geschreven: Nee, je bent niet goed genoeg!
De centrale vraag in dit artikel komt voort uit het denken. En van het denken weten we inmiddels dat het niet in staat is existentiële vragen te beantwoorden. Bij het denken zien we ook dat het zichzelf continu aan de gang kan houden: “Ben ik wel goed genoeg? Tuurlijk ben ik dat. Alleen moet ik er dan wel voor zorgen dat ik blijf presteren. Anders zullen ze waarschijnlijk denken dat ik de kantjes eraf loop. Wat dat betreft komt het goed uit dat dit project nu geslaagd is en ze me gevraagd hebben voor het vervolg. Heb ik eigenlijk geen tijd voor, maar als ik mijn tanden erin zet, moet het lukken …” En zo voort, en zo verder: Een mentaal perpetuum mobile waarbij de prestatiedrang voortkomt uit de angst om te falen en de faalangst weer gevoed wordt door het ‘moeten presteren’.
Alleen wanneer je inziet dat deze vraag door het denken per definitie in leven wordt gehouden, no matter what, kun je ontsnappen aan de frustrerende en uitputtende werking van datzelfde denken. Lees: het mentale geraas dat je wil laten geloven dat je nooit goed genoeg bent. En als je je handelen – zoals de meeste mensen doen – ook baseert op dat denken, heeft het denken daar ook gelijk in! Als je blijft geloven in wat je denkt dat je bent en moet zijn, zul je altijd achter de feiten aan lopen. Feiten, die voor jou(w denken) het onmiskenbare bewijs leveren dat je er nog niet bent.
Op een dieper niveau – het zogenaamde zijnsniveau, waarop je in wezen bent wat je bent voordat je erover nadenkt – doet de vraag of je voldoet er niet toe. Wat is, is en oordelen over goed en fout spelen hier geen rol. Het denken heeft hier natuurlijk niets aan. Op dit wezenlijke bestaansniveau doet niets er immers toe en dat is voor het denken echt een brug te ver.
Dus mocht de vraag ‘Ben ik goed genoeg?’ van tijd tot tijd opduiken, dan kun je – afgezien van voortgaan op dezelfde doodlopende weg – twee dingen doen. Je kunt hem zien voor wat die is, namelijk een opspringende gedachte, waaraan je niet noodzakelijkerwijs geloof hoeft te hechten. Je kunt hem ook iets serieuzer nemen, omdat die blijkbaar (nog steeds) van belang is voor je. In dat geval verdient het aanbeveling om hem consequent te beantwoorden met: Nee, ik ben niet goed genoeg.
Henk Remmerswaal (1960) beschouwt zichzelf op tal van terreinen als een laatbloeier. Eerst rond zijn veertigste ontstond een groeiende belangstelling voor de grote levensvragen en voor het waarheidsgehalte van de wereld om hem heen. Zijn zoektocht leidde hem langs talloze wegwijzers en kwam grotendeels tot een einde door de kennismaking met non-dualiteit; een begrip dat verwijst naar de werkelijkheid voorbij het denken. Niet-weten en vooral Ont-moeten zijn concepten die voor Henk dicht tegen deze werkelijkheid aan liggen. Zie ook zijn website www.ontmoetingen.nu. In mei jl. verscheen bij uitgeverij Panta Rhei zijn boek De kunst van het ont-moeten.